Skip to content

Instantly share code, notes, and snippets.

@ernestmarcinko
Created April 7, 2022 11:54
Show Gist options
  • Save ernestmarcinko/c17b1402c41a6d1e169d69a8f2777b59 to your computer and use it in GitHub Desktop.
Save ernestmarcinko/c17b1402c41a6d1e169d69a8f2777b59 to your computer and use it in GitHub Desktop.
Bokkepoot-243
Kunstwerken
Sluis 19 Maastricht
Uit het hart
Reilen & Zeilen –
een nieuwe werkgroep
nummer 243 • juni 2021
BOKKEPOOT
Historie
De gelegenheid maakt
de dief
HOOGE DER A 36 / 37 GRONINGEN 050-3111404
Fikkers.nlscheepsmakelaardij
taxatiebureau
ref.9087
ref. 2184
ref. 4083
ref. 2368
ref.2532
ref. 2166
ref. 2187
ref.2007
ref. 5510
ref. 9066ref.2006
ref.2176
ref. 2127
Het lijkt wel of de vereniging door alle corona-restricties is drooggevallen.
Natte evenementen kunnen nog steeds niet georganiseerd worden. De erfgoed-
manifestatie in Winschoten gaat wederom niet door. Ook de aanbrengtocht
vanuit Leeuwarden kan niet georganiseerd worden en vanuit de werkgroepen
blijkt er voor dit nummer bijzonder weinig te melden te zijn.
Maar toch borrelt het bij veel leden: op je eigen schip ben je in je eigen bubbel.
Je zou met andere schepen gelijk op kunnen varen, of zelfs een vriendschappe-
lijke zeilwedstrijd kunnen aangaan. We hopen in het volgende nummer versla -
gen daar over te kunnen publiceren.
In dit nummer wordt veel in het verleden gegraven, wat vanzelfsprekend voor
mensen met een historisch bedrijfsvaartuig een verrijking van hun kennis
oplevert.
Hypotheekfraude met dubbele inschrijvingen van schepen in het Kadas -
ter in de vorige eeuw. Daar is heel veel over te vertellen, ook in de
komende twee nummers publiceren we er over.
De historie van twee sluizen bij Maastricht, allebei met nummer 19. Daar
zit een ingewikkelde geschiedenis achter. In de ‘nieuwe’ Sluis 19 blijkt een
geheim te zitten dat alleen met graafwerk ‘boven water’ is te halen.
IJzeren scheepswrakken die in de Noord-Oostpolder als onbetekenend werden
uitgegraven en weggewerkt. Met diverse digitale bronnen blijkt soms toch de
historie te reconstrueren te zijn.
Vissers konden hun volgende schip onder hetzelfde visserijnummer uitbrengen.
Het visserijregister is nu online te raadplegen en geeft uitsluitsel.
Tenslotte diepgravende beschouwingen over de Erfgoedwet en het register van
beschermde cultuurgoederen Nederland waarin vanaf 1985 zegge en schrijve
één schip staat.
Het is niet alleen het verleden dat dit nummer interessant maakt. De nieuwe
functie van een brugwachtershuisje, een nieuwe energiedrager in een oud schip,
wervelende ideeën voor het LVBHB-jubileum in 2024, een nieuwe werkgroep die
het reilen en zeilen op het vaarwater onder de loep neemt, ook dat is allemaal op
de hiernavolgende bladzijden te lezen.
Mocht je je drooggevallen voelen, dan trekt deze Bokkepoot je vast weer vlot.
De redactie
Drooggevallen
Omslagfoto
Schipper zoekt ankerplaats
Foto Tjerk Jan Schuitmaker
VAN DE REDACTIE
deze Bokkepoot trekt
je vast weer vlot
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 1
Foto Lia van der Mark
Wat is er leuker in een tijd waarin je
weinig meer kunt en mag, dan je te bera-
den over toekomstige activiteiten binnen
de vereniging? Het bleek toch wel heel
nuttig en inspirerend alvast na te denken
en plannen te maken voor het jubileum-
jaar 2024 waarin de LVBHB vijftig jaar
bestaat.
Allereerst de vraag: waar doen we het
voor? Voor wie en voor wat en vervolgens
wat willen we bereiken en wat willen we
er aan overhouden? De antwoorden op
die vragen worden steeds helderder,
maar zijn nog niet in beton gegoten.
Het jubileum moet een feestje worden
voor en door de leden. We willen graag
dat zoveel mogelijk leden er bij betrok -
ken worden en er aan mee kunnen doen.
Tegelijkertijd willen we graag een grote
stap zetten om ons verder bekend te
maken bij het publiek, beleidsmakers en
anderen waar we wat aan kunnen hebben.
Het liefst willen we concreet wat bereiken
bijvoorbeeld op het gebied van wet- en
regelgeving of faciliteiten en we willen dat
het jubileum echt onvergetelijk wordt
doordat we er tastbaar wat aan
overhouden.
Grote vragen zijn uiteraard:
HOE gaan we dat dan doen?
WAT willen we organiseren?
WANNEER moet dat dan gebeuren?
Het goede nieuws is dat er al heel veel
ideeën geopperd zijn in de afgelopen
maanden en dat we in april in het bestuur
een principebesluit hebben genomen voor
uitvoering van een plan op hoofdlijnen.
Basisgedachte hierbij is dat we een lande-
lijke organisatie zijn met overal - in iedere
provincie - leden en dat we daarom niet
op één plek bij elkaar komen, maar op
veel meer plekken; om preciezer te
worden: in alle provincies.
We gaan een route varen met zo veel
mogelijk maar steeds wisselende schepen
door alle twaalf provincies. Vanwege de
vakantiespreiding begint de Tour2024
(wie verzint een betere naam?) op de
eerste vakantiedag in het zuiden en gaat
dan dwars door het land en eindigt op de
laatste vakantiedag in het noorden. Een
echte Tour met etappes, waar schepen en
opstappers kunnen aanhaken of afhaken.
Met een vaste kern van – in ieder geval –
de Terra Nova en wie weet hoeveel
anderen die de hele Tour willen mee varen.
Met in de etappeplaatsen lokaal georgani-
seerde mini-erfgoedmanifestaties. Met
een uitgebreide promotiecampagne vooraf
en veel media-aandacht onderweg. Met
vaartochten met genodigden (bijvoorbeeld
in de buurt van Den Haag!). Met lokale
zeilwedstrijden. Met een prijs voor wie de
hele tocht traditioneel en/of fossielvrij
volbrengt. Met een vermelding in het
Guinness Book of Records. Met …
Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan; er
zijn al ontzettend veel ideeën en planne-
tjes voor de Tour2024. Lees verderop
maar meer [pag 10, red.].
Er zijn ook plannetjes voor andere activi-
teiten op andere tijdstippen. Bijvoorbeeld
om een ledenvergadering te organiseren
op de plek waar onze wortels liggen:
Marken; het uitbrengen van een jubileum-
boek; een conferentie om onze uitdagin-
gen, knelpunten en wensen nog eens
duidelijk voor het voetlicht te brengen bij
de overheid.
We zijn, denk ik, op tijd gestart met
na te denken over het LVBHB-jubileum.
Persoonlijk ben ik superenthousiast (en
dat is voor een Groninger heel wat!) over
de Tour2024 en andere plannen. Het is
nu zaak om dat enthousiasme over te
brengen op AL onze leden en dat we
gezamenlijk het jubileum organiseren
en meemaken. Alleen dan wordt het
echt onvergetelijk! no
VAN DE BESTUURSTAFEL
We laten ons
zien in 2024
Rolf van der Mark
2 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
VAN DE REDACTIE
1 Drooggevallen
VAN DE BESTUURSTAFEL
2 We laten ons zien in 2024
4 Secretaris geworden en dan?
COLUMN
5 Maaike Warnaar: Mysterie
UIT HET HART
6 Recreatie, ruimte en rust op het Reitdiep
7 Uit de werkgroep Communicatie & PR
8 Optimaal aan de erfgoedpaal (2)
9 Rectificatie beperkte doorvaart Ossenzijl
24 Reilen & Zeilen - een nieuwe werkgroep
BRUGWACHTERSHUISJES
22 Een sluiswachterswoning waar
je geknipt kan worden
KUNSTWERKEN
12 Sluis 19 Maastricht
ERFGOED DIGITAAL
36 Visserijregister online
HISTORIE
29 De gelegenheid maakt de dief
BOEKEN
44 Aalsmeerse schepen - een tijdreis
46 Time is money, de allerlaatste parlevinker
EN VERDER
10 Ideeën Tour2024
47 Post
48 Vraag & Aanbod
53 Colofon
JUNI 2021
Regelgeving
Hoera een wet
40
Historie
Niet van betekenis
18
Inhoud De Bokkepoot is een uitgave van
Het Historisch Bedrijfsvaartuig. Het blad
verschijnt vier keer per jaar en wordt gratis
verspreid onder alle leden van de vereniging.
Techniek
Een waterstofmotor
in Varend Erfgoed?
38
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 3
VAN DE BESTUURSTAFEL
Terugkijkend op mijn eerste jaar valt me
op hoe hard er door de vrijwilligers
gewerkt wordt. Deze groep leden draagt
de vereniging en dat is mooi om mee te
maken. Inmiddels is me ook duidelijk dat
onze leden moeilijk in een hokje te stop-
pen zijn, maar als je er al een wilt
noemen, dan komt de term paradijsvogel
nogal eens voorbij. Leden die anno 2021
geen e-mail (5% van de leden!) hebben.
Daar kwam ik achter toen we online
moesten vergaderen, stemmen en koffie
drinken. Ik vind het bijzonder en ook wel
bewonderenswaardig. Binnen het bestuur
zijn die stappen wel gezet, ook daar heb
ik een bijzonder pluimage bij elkaar aan-
getroffen, die samen best wat voor elkaar
krijgt en volgens sommige leden nooit
genoeg. Ook bijzonder om te ervaren.
Maar de berichten van enthousiaste
(aspirant-)leden vormen de hoofdmoot,
zoals die van een jonge, enthousiaste
kerel die een oud casco wil redden en op
weg geholpen kan worden met alle kennis
binnen de vereniging over het CvO. We
zijn voor veel mensen een vraagbaak waar
veel antwoorden vandaan komen.
Fantastisch! Hoe gaan we dat borgen?
Een goed onderwerp voor een komende
strategiedag.
Recent kocht ik een kompas voor mijn
tjalk. Ik kwam bij puur toeval terecht bij
een lid in Rotterdam. Hij herkende mij al
tijdens de afstemming via Marktplaats en
we hadden een mooi gesprek. Ik als
nieuwbakken bestuurslid met passie en
een hart voor ‘ons soort’ schepen, hij als
lid sinds jaar en dag, ongeveer even oud
en met zeker zo veel passie en een groot
hart voor onze schepen, maar met een
heel ander beeld van onze vereniging dan
ik tot dan had. Het was voor mij heel
welkom om dit geluid van een heel
betrokken maar wel deels afgehaakt lid te
horen. Sommige zaken herkenbaar en
andere nieuw. In het kort; hoe haken we
de jeugd aan en houden we de schepen in
de vaart: behoud door gebruik! Maar ook
de belangrijke dossiers als hypotheken,
ligplaatsen en mooie zaken als het zeilen
met tjalken en klippers kwamen langs.
We willen zeilen met elkaar als leden als
we elkaar treffen! Ik dacht dat we daar al
het een en ander aan deden, maar dat
kan dus beter. Onderweg naar huis
genoeg om over na te denken. De
enquête over het hypotheekdossier ont-
ving u recent. Dat was een actiepunt voor
mij dat dankzij deze ontmoeting weer
ging lopen.
Wellicht kunnen we de bijeenkomsten
verdelen zodat de manifestatie voor meer
leden een mooie invulling is van de kost-
bare vakantietijd. Met iets meer zeilende
bestuursleden komt daar mogelijk wel
wat verandering in. In ieder geval zien
de heel erg globale plannen voor het
jubileum jaar in 2024 er wel naar uit dat
we meer leden kunnen bedienen in wat
er gezocht wordt binnen de vereniging.
Denk vooral mee, er worden nog veel
leden gezocht voor het organiseren van
het jubileum.
De meeste leden heb ik uiteraard nog niet
ontmoet. Alleen per mail tref ik vooral
aspirant-leden en medevrijwilligers.
Contactdagen en erfgoedmanifestaties
kon ik tot op heden nog niet meemaken.
Ook Winschoten gaat niet door. Het is
nog redelijk onzeker wat de toekomst
allemaal brengt. Maar wat mij betreft wil
ik graag meevaren met recreatieve wed-
strijden dus daar kom ik een deel van
onze leden vast en zeker tegen. no
Secretaris geworden
en dan?
Een korte terug- en vooruitblik
Rogier Fernhout
4 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
Het klonk alsof er langzaam een zware
metalen bal over het dek rolde.
We hoorden het ’s avonds laat als we
gingen slapen, of ’s morgens voordat we
opstonden. Dan lagen we met elkaar te
bedenken wat het zou kunnen zijn.
De eerste paar keer dat we het vreemde
geluid hoorden, vroegen we nog aan
elkaar of er misschien een stuk
gereedschap los op het dek was blijven
liggen. Ik ben zelfs nog een keer
’s morgens in de vroegte naar boven
gelopen om te kijken wat het dan was.
Maar er lag niets wat het geluid kon
verklaren.
Op zich zijn we aan spookachtige geluiden
wel gewend. Het kraken van de houten
vloer. Het werken van de houten luiken-
kappen als het ’s avonds koeler wordt.
De lage tonen van de scheepvaart verder -
op. En als het hard waait, horen we soms
de touwen kraken, of bonkt het wrijfhout
tegen de paal. Die geluiden horen bij het
leven op een schip.
Het geldt evengoed voor het vriendelijke
klotsen van het water, of het geroeze-
moes van de buren die in de avondzon op
hun dek een biertje drinken. Deze dagen
voert het schelle gepiep van de meerkoe-
ten de boventoon. Ze zwemmen af en aan
en doen zich langs de waterlijn van ons
schip tegoed aan de aangroei. Soms
duiken ze langs het schip naar beneden
om na een paar seconden weer boven
water te komen met, ik denk, een extra
lekker hapje. De terugkomst van de
meerkoeten is in het voorjaar één van de
eerste tekenen dat de lente eraan komt.
Hun piepen doet ons verlangend denken
aan de zomer die voor ons ligt.
Even leek het erop dat een stelletje meer-
koeten mijn watertuintje had uitgekozen
om te nestelen. Daar liep ik dan weer niet
meteen warm voor. Zo’n clubje drijfsijsjes
onder de patrijspoort leek me op zich wel
geestig. En mijn waterplantjes, ik moest
eerlijk zijn, het leek er niet op dat ze de
winter levend doorgekomen waren. Hoe
erg was het dat daar nu een tweetal
koeten op stond te stampen en te
poepen? Maar de natuur is veerkrachtig.
Ik keek naar mijn dorre plantjes en had
nog hoop.
Maar op een ochtend gebeurde het dat ik
dat vreemde geluid weer hoorde, die rol-
lende metalen bal, juist op het moment
dat ik het gordijn van de patrijspoort
haalde. Buiten zag ik naast ons schip een
meerkoet boven water komen. Toen ik het
vreemde geluid daarna nog eens hoorde,
aan de andere zijde, deed ik de proef op
de som. En jawel, weer kwam er een
koetje boven. Het rollende geluid is,
denken we nu, dat van de snavel van een
duikende meerkoet tegen de huid van de
boot.
Weer een mysterie opgelost, dus geen
gegriezel meer op de Saint Antoine.
Behalve dan laatst, toen ik vlak voor het
slapen gaan nog even de keuken binnen-
liep. Ik wist wat ik hebben moest en waar
het lag, dus ik deed het licht niet aan en
toen zag ik, vlak buiten onze patrijspoort,
warempel een wit masker zweven. Het
leek de Phantom of the Opera wel. Pas toen
ik beter keek, herkende ik één van de
meerkoeten die op mijn tuintje was gaan
zitten. Tegen het duister van de nacht
was alleen zijn snavel en voorhoofdsschild
zichtbaar.
Dat deed de deur dicht. ’t Is allemaal leuk
en aardig met die meerkoeten, maar ik
heb de volgende dag een stuk gaas over
het tuintje gezet. En niet voor niets:
inmiddels groeien de plantjes weer
weelderig. no
Mysterie
COLUMN
Maaike Warnaar
Op zich zijn we
aan spookachtige
geluiden wel
gewend
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 5
Dankzij een sterke lobby van de Noorder-
schippers zijn er sinds 2011 voldoende
passantenplaatsen voor ‘ons soort’ sche-
pen op het Reitdiep. Het Reitdiep is een
werkelijk schitterend stuk ouderwets
meanderend water dat Groningen Stad
met Zoutkamp verbindt. Het Reitdiep-
gebied behoort tot de oudste cultuur-
gebieden van Europa. Het is er rustig
en ruim en je kunt er heerlijk fietsen.
Voorwaarde voor het innemen van een
ligplaats is dat je het maximum van
3 x 24 uur niet overschrijdt en je aan-
meldt bij Post Lauwersoog. Helaas gaat
het bij die melding nog wel eens fout.
Door miscommunicatie, personeelswis-
seling en (daardoor) gebrek aan collectief
geheugen, wordt historische schepen
dikwijls geen toestemming tot afmeren
gegeven. Gewoon je poot stijf houden
want dat berust op een fout! De afspra-
ken met de provincie Groningen zijn
helder en bovendien formeel vastgelegd.
Je kunt ze op de website van de LVBHB
vinden (zie kader) en daarmee de dienst-
doende ambtenaar juist informeren. Als
dit niet helpt dan mag je zelfs de Inspec-
teur Scheepvaart mailen. Hij zal ade-
quaat actie ondernemen.
Tip: Zit je wat ruimer in je tijd? Neem dan
de zelfbedieningssluis in de aftakking bij
Schaphalsterzijl en bezoek Winsum. Het
dorp is in 2020 verkozen tot het mooiste
dorp van Nederland. Een welverdiende
titel. Aan de noordzijde van het dorp is
voldoende gratis afmeergelegenheid
voor grotere schepen. Desgewenst kun
je doorvaren naar Onderdendam, dat op
een kruispunt van kanalen ligt. Ook hier
weer voldoende afmeergelegenheid,
voor nop.
Geniet van je tocht door Groningen en
wie weet tot ziens op de reünie op het
Lauwersmeer. Het is nog niet zeker of
deze doorgaat.
Namens de werkgroep Havens & Ligplaatsen
Suzanna Markusse no
UIT HET HART HAVENS & LIGPLAATSEN
Recreatie, ruimte en
rust op het Reitdiep
De ligplaatsen zijn allemaal voorzien van een
duidelijk bord
Bron provincie Groningen
Check de LVBHB-website voor de exacte
locaties op het Reitdiep waar je mag
afmeren: lvbhb.nl, gebruik de zoekfunc-
tie (🔍) ‘Reitdiep’ > ‘Varend erfgoed op
het Reitdiep’ en download de brief van
de provincie Groningen met de voor-
waarden voor het innemen van een
ligplaats.
Melding bij Post Lauwersoog VHS 85 is
verplicht. Ondervind je problemen,
neem dan contact op met onze
LVBHB-contactpersoon (e-mail
j.tegelaar@provinciegroningen.nl).
Meer informatie over dit prachtige
gebied vind je op visitgroningen.nl,
gebruik de zoekfunctie (🔍) ‘Reitdiep’ >
‘Langs het Reitdiep’.
6 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
Bedenk een nieuwe slogan
De LVBHB wil haar slogan ‘De grootste
collectie varend erfgoed ter wereld’, die
intussen ook gebruikt wordt door de
federatie (FVEN), gaan vervangen.
Grondgedachte voor de nieuwe slogan is:
‘behoud door gebruik’.
Help je mee een spraakmakende en
weergaloze nieuwe slagzin voor de ver-
eniging te bedenken?
Log dan in op de website, ga via ‘Actueel’
> ‘Nieuws’ > naar de bladzijde ’Nieuwe
slogan’ en aan de slag maar. O ja, raad-
pleeg op die bladzijde eerst nog wel ‘Aan-
dachtspunten voor een geslaagde slogan’.
Iedere serieuze inzending wordt beloond
met een leuke attentie.
Succes!
Vacature pers- en mediacontact
De werkgroep Communicatie & PR is op
zoek naar een enthousiasteling die actief
onze perscontacten wil ontwikkelen. Het
liefst iemand met kennis van de wereld
van pers en media die korte verbindings-
lijnen kan creëren naar relevante pers-
en mediaorganisaties. Deze expertise
missen we node in de werkgroep.
Ben jij die enthousiasteling?
Stuur dan een mailtje naar
communicatie@lvbhb.nl, dan kunnen
we kennismaken.
Wat achtergrondinformatie vind je op de
website van de vereniging lvbhb.nl >
‘Werkgroepen’ > ‘Communicatie & PR’ en
op lvbhb.nl > ‘Pers’.
Namens de werkgroep Communicatie & PR
Hendrik Bijnsdorp no
Uit de werkgroep
Communicatie & PR
COMMUNICATIE & PR UIT HET HART
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 7
Erfgoedpaal, is dat een Fries fenomeen?
Het is wel iets wat het Recreatieschap
Marrekrite heeft geïnstalleerd om het
voor grotere schepen van het Varend
Erfgoed makkelijker te maken aan de
Friese ligplekken aan te leggen zonder de
hele plek te blokkeren voor andere
waterrecreanten. Aan de andere kant
moeten die waterrecreanten er dan wel
op gewezen worden dat het om een
speciale faciliteit gaat voor grotere
schepen. Lezers van de Bokkepoot werden
uitgenodigd om mee te denken over
verbetering van de situatie. Niet alleen
varen doe je samen, maar ook aanleggen.
Alle inzendingen op deze prijsvraag,
zoals getoond in Bokkepoot 242, zijn aan
het Recreatieschap Marrekrite voorge-
legd ter beoordeling. Het recreatieschap
is blij verrast door de diversiteit en crea-
tiviteit die onze leden aan de dag leggen.
‘Het is juist de diversiteit die het voor ons
lastig maakt om één voorstel als beste
aan te wijzen.’ zegt Lourens Touwen,
directeur van de Marrekrite. ‘Eigenlijk
heeft iedere bijdrage wel iets nuttigs,
leuks of verrassends. We willen nog even
bezien hoe we hiermee verder gaan, mis-
schien wel met een combinatie van de
suggesties.’ Omdat alle bijdragen waar-
devol zijn, stelt Marrekrite aan iedere
deelnemer een wimpel beschikbaar, in
plaats van één echte winnaar aan te
wijzen.
Omdat de werkgroep Havens & Ligplaat-
sen blij is met de respons voegt zij hier
een VVV-cadeaukaart aan toe, goed voor
bijvoorbeeld een lekker flesje wijn. Dat
wordt genieten op één van die 3500 lig-
plaatsen in de Friese natuur, waar je (met
vlag en wimpel) het hele watersportsei-
zoen 2021 gratis gebruik van mag maken.
De ligplaatsen zijn net zo divers als de
ingezonden pictogrammen: sommige
liggen verscholen in kleine vaarwater-
tjes, andere aan de weidse Friese meren,
soms lig je aan een eilandje, dan weer
aan een gezellig fietspad. Voor wie zich
eens echt wil afzonderen, maar ankeren
een beetje spannend vindt, heeft het
recreatieschap de MarBoei uitgevonden
(zie kader).
Heb je niet meegedaan met deze actie
maar wil je toch graag kennismaken met
het vrije liggen in Friesland? Kijk dan
eens op marrekrite.frl voor alle afmeer-,
wandel- en fietsmogelijkheden. Ook kun
je gemakkelijk via deze website de
wimpel voor het komende vaarseizoen
bestellen.
Namens de werkgroep Havens & Ligplaatsen
Suzanna Markusse no
Recreatieschap Marrekrite
UIT HET HART HAVENS & LIGPLAATSEN
Optimaal aan
de erfgoedpaal (2)
8 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
MarBoeien: ankeren voor beginners
De MarBoei, een initiatief van Recreatie-
schap Marrekrite, is een boei van kunst-
stof met een groot oog bovenop. Het
aanmeren aan een MarBoei is veel
gemakkelijker dan het aanleggen aan
een steiger. Er hoeft maar één lijntje te
worden vastgemaakt. De wind houdt het
schip automatisch weg van de boei.
Omdat de boei van zacht kunststof is
gemaakt, is het geen punt dat deze even
wordt aangetikt bij het afmeren. Een
handige schipper legt desnoods alleen
aan, en dat binnen een minuut. Het
wegvaren is zo mogelijk nog simpeler.
Voor veel mensen is wegvaren, net als
afmeren, een moment van stress. Bij een
MarBoei is hiervan geen sprake. Achter
één boei kunnen grote en kleine schepen
afmeren. Een fors charterschip kan met
windkracht 12 nog vast en zeker liggen!
Iedereen kan dus met een gerust hart
afmeren aan een van de honderd
MarBoeien.
Meer informatie vind je op marboei.frl >
‘Zo werkt het’.
Alle deelnemers hebben inmiddels hun prijs ontvangen
Foto Roemer Daalderop
In het artikel over de beperkte doorvaart
in Ossenzijl (zie Bokkepoot 242, pag. 10) is
een foutje geslopen. De in de tekst
genoemde afmeting van 20 x 4 meter is
te krap weergegeven.
De werkelijke doorvaartbeperking is
maximaal 20 meter lengte bij een maxi-
male breedte van 4,50 meter. Precies
zoals op de gele borden staat aangegeven.
Een geluk bij een ongeluk voor schippers
van grotere schepen.
Met dank aan een oplettende lezer.
Namens de werkgroep Havens & Ligplaatsen
Suzanna Markusse no
Rectificatie beperkte doorvaart Ossenzijl
Doorvaart Ossenzijl ZZ
Foto George Snijder
Meer informatie op de website van de
LVBHB: www.lvbhb.nl. Gebruik de zoek-
functie (🔍) ‘Ossenzijl’ > ‘Beperking bij
Ossenzijl’.
‘Eigenlijk heeft iedere bijdrage wel
iets nuttigs, leuks of verrassends
UIT HET HARTHAVENS & LIGPLAATSEN
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 9
Mag ik jullie meenemen in de volgende
sfeerimpressie voor de Tour2024?
Onder voorbehoud: de exacte route en
etappeplaatsen moeten nog bepaald
worden, maar hier zijn wel alvast een
paar ideeën en voorstellen.
Auteur Rolf van der Mark
Illustratie Marieke Vreeswijk
Middelburg. Feestelijke start van de Tour.
Landelijke pers aanwezig en een al
imposante vloot die ontvangen wordt in
het oude stadhuis. De Zeeuwse wateren
zijn een prachtig maar wel pittig begin
van de tour. Dan dwars door Brabant.
Schepen voortgetrokken door paarden.
Voor de Terra Nova de eerste keer dat een
vierspan het schip voortzeult terwijl de
kluiten klei van de hoeven van de mach-
tige Belgen afspatten.
Den Bosch: Bossche bollen! En dan
‘raken’ we Limburg in Maasbracht. De
rivier op: Nijmegen doemt al op. Via
machtige waterwegen stroom mee naar
Vreeswijk. En vandaar naar Zuid-Holland.
Leiden, wellicht, en een diplomatieke
tocht naar Den Haag. Of alleen maar een
opblaastjalk in de Hofvijver? Zeilwed-
strijden op de Kagerplassen en dan via
Amsterdam (zijn we daar nog welkom?)
Noord-Holland in. Nog een keer de kaas-
markt. Of vanuit Amsterdam een seri-
euze zeilwedstrijd naar Friesland.
Leeuwarden toont zijn beste culturele en
gastvrije kant in de mooiste passanten-
haven van Nederland. Via het wad naar
Groningen. Na Groningen wordt Assen
aangedaan. Kleinere schepen, tot onge-
veer 24 meter, kunnen de sluisjes van de
Drentsche Hoofdvaart nemen. Het kanaal
waar een wandelaar je te snel af is.
Overijssel wacht: Hasselt of Zwartsluis of
toch een keer naar Zwolle. En daarna de
twaalfde provincie in: Lelystad en de
Markerwadden. Daar wacht ons na onge-
veer 1200 km een fantastisch jubileum-
feest voor iedereen!
Met dank aan de vroege meedenkers:
Eric Voigt, Jan Lock, Johan Sloots, Lia van
der Mark, Suzanna Markusse.
Heb je ook al ideeën of suggesties,
zend deze naar Eric Voigt:
evenementen@lvbhb.nl. no
Ideeën Tour2024
Vijftig jaar LVBHB
10 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
Marken, 1974. De eerste reünie van de lande-
lijke vereniging tot behoud van het zeilend
bedrijfsvaartuig “Het Varend Museumschip”
Foto Peter Jansen
«
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 11
KUNSTWERKEN
Geschiedenis
Toen Napoleon het grand Canal du Nord
(ook wel het Kempisch kanaal genoemd)
aanlegde, een kanaalproject dat in 1803-
1810 werd uitgevoerd dat overigens niet
verder dan Beringe in Noord-Brabant
kwam, was er voor dat kanaal voedings-
water nodig en waar kon je dat beter
vandaan halen dan van de iets oostelijker
gelegen rivier de Maas? Daartoe werd in
1808 bij De Hocht een zogenoemd prise
d’eau aangelegd, een vier meter breed
voedingskanaal dat uitkwam in de
Zuid-Willemsvaart net boven Sluis 17
bij Lozen, België.
In 1824 is bij de aanleg van de Zuid-
Willemsvaart van Den Bosch naar
Maastricht besloten om het bestaande
voedingskanaal om te bouwen tot de
zuidelijke tak van de Zuid-Willemsvaart.
Sluis 19 Maastricht
Een bijna 160 jaar oude sluis
weer geopend
In en om Maastricht valt nautisch gezien meer te beleven dan je op het eerste gezicht
zou denken. Behalve de gekanaliseerde rivier de Maas hebben we ook het voormalige
Kanaal naar Luik met Klein Ternaaien (Lanaye) (vier schachtsluizen net over de grens
van Nederland in Belgisch-Limburg), het korte Kanaal door het Bosscherveld, gebouwd
in de jaren dertig van de vorige eeuw, dat vanaf de Maas toegang geeft tot de Zuid-
Willemsvaart uit 1825. In diezelfde tijd hebben de Belgen het Kanaal Briegden-
Neerharen aangelegd, dat met twee sluizen de Zuid-Willemsvaart verbindt met het
Albertkanaal. Je kunt met een rederijpassagiersschip de Viersluizentocht doen. Door die
tocht weet je wat je nautisch te wachten staat (flinke vervallen!) als je zo’n tocht zelf
wilt gaan ondernemen. Maar dan heb je nog niet een fraai en zelfs ouder kunstwerk
gezien, namelijk Sluis 19 van de Zuid-Willemsvaart door Maastricht. Voor de
geschiedenis daarvan moeten we zeker 195 jaar terug in tijd en voor sommige delen
zelfs tot 1808.
Auteur Henri Derksen
Foto’s en illustraties auteur, tenzij anders vermeld
12 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
KUNSTWERKEN
Dat verklaart die rare knik in het kanaal
bij Lozen.
Ik had het wel mooi gevonden als de
Noordervaart, die nu stopt bij Beringe,
was doorgetrokken via Venlo naar de Rijn
bij Neuss. Theoretisch kan dat nog steeds
met een aquaduct over de Maas eventueel
aangevuld met een extra toegangssluis
zoals bij Minden in Duitsland is gedaan,
maar dat terzijde.
Nabij dat voedingstappunt De Hocht
werd bij de aanleg van de zuidelijke tak
van de Zuid-Willemsvaart het voedings-
kanaal doorgetrokken naar Maastricht,
met in België de houten sluizen 18 en 19
(later van steen) en in Maastricht bij het
Oude Bassin de ‘Hoofdsluis’ 20 naar de
Maas. Dat was toen de enige stenen sluis,
een dubbelkerende met zowel vloeddeu-
ren voor hoog Maaswater als ebdeuren
voor laag Maaswater. De uitvoering in
steen was nodig om het risico van onder-
doorspoeling te beperken.
Later zijn bij meerdere moderniseringen
alle houten sluizen in de Zuid-Willems-
vaart vervangen door gemetselde stenen
exemplaren, al dan niet met toepassing
van basaltstenen. De afstand van Sluis 17
in Lozen naar de oude Sluis 19 bij
De Hocht is ongeveer 40 kilometer.
Sluis 18 Bocholt ligt vrij kort zuidelijk
van Sluis 17. Net boven Sluis 18 is er een
splitsingspunt met de andere Kempische
kanalen in België naar het westen, zoals
Bochelt-Herentals via Lommel, Mol en
Geel.
Nieuwe Sluis 19 en
voedingskanaal
Sluis 19 lag dus vanaf 1825 nabij De Hocht,
destijds in het verlengde deel van de
Zuid-Willemsvaart naar Maastricht.
Maar ja, toen kwam de Belgische opstand
in 1830, die tot afscheiding van de zuide-
lijke provincies leidde en tot de onafhan-
kelijkheid van België. In 1843 werd
besloten om Sluis 19 bij De Hocht in
België af te breken en op het Nederlandse
deel van de Zuid-Willemsvaart te her-
bouwen. Bestuurlijk gezien te begrijpen,
maar hydraulisch gezien niet zo handig.
De oude noordelijkere locatie lag veel
gunstiger, want vanuit het Maastappunt
De Hocht werd zowel het pand boven de
oude Sluis 19, als beneden deze sluis van
voldoende water voorzien. Maar de sluis
bij De Hocht moest gesloten en in Maas-
tricht werd een nieuw voedingskanaal
gegraven dat net beneden de nieuwe
Sluis 19 uitmondde. Beide werken werden
in 1863 uitgevoerd, zoals afgesproken in
het dat jaar gesloten Maastractaat.
Men heeft eerst de nieuwe Sluis 19 in
Maastricht gebouwd, alvorens de oude
Sluis 19, stroomafwaarts bij De Hocht,
werd gesloopt.
In 1934 zijn zowel de stuw en het oude
waterinlaatpunt De Hocht (de prise d’eau),
als het sluishuis en de draaibrug op
dezelfde plaats allemaal gesloopt, want
die waren al sinds 1863 niet meer
functioneel.
Vanaf 1850 is in Maastricht het kanaal
naar Luik aangelegd en in gebruik geno-
men met zes sluizen. De rivier de Maas
was in die tijd nauwelijks bevaarbaar en
behoorlijk gevaarlijk. Sluis 6 van het
kanaal was de Sint Anthoniesluis, aan de
zuidzijde van het Oude Bassin in Maas-
tricht, vlakbij de stenen Hoofdsluis 20.
Je kon vroeger dus van Den Bosch naar
Luik varen zonder op de rivier de Maas
te hoeven komen. Men kon in 1850 nog
steeds niet goed op de Maas varen. Stuw
Borgharen was er immers nog niet, die
kwam pas in 1931.
Kanalen en sluizen in Limburg
Bij de aanleg zien nieuwe sluizen er vaak kaal uit, zie de foto uit 1870.
Maar ruim 150 jaren later zijn ze voorzien van een prachtig volgroeide bomenrij
«
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 13
KUNSTWERKEN
Het was daarom zeer druk met kempe-
naars door Sluis 19 in zuidelijke richting
Oude Bassin en Luik, en in noordelijke
richting Bocholt, Lozen en Weert.
Grappig is vooral dat Napoleon het grand
Canal du Nord gepland had van Antwer-
pen via Lozen, Weert, Beringe, Venlo en
Neuss naar de Rijn van zuidwest naar
noordoost. Koning Willem I maakte van
delen daarvan gebruik voor een kanaal
van noord naar zuid, later genaamd de
Zuid-Willemsvaart, van Den Bosch via
Weert, Lozen en Bocholt naar Maastricht
en later ook Luik met die aparte knikken
bij Weert en Lozen. Het Albertkanaal en
ook het Kanaal Wessem-Nederweert zijn
pas veel later aangelegd.
Het gehele kanaal van de Zuid-Willems-
vaart was vanaf het begin in 1825
geschikt voor schepen van 400 ton in de
maat 50 x 6,60 bij 1,90 meter diepgang,
de bekende CEMT-klasse II maat voor
kempenaars. We mogen dankbaar zijn
dat de monumentale Sluis 19 en Sluis 20
in Maastricht (uit 1863 en 1826), die deel
uitmaken van de historische vaarroute
Maastricht – Vlaanderen, in 2003 volle-
dig gerestaureerd zijn en men van het
Oude Bassin een passantenhaven heeft
gemaakt. Het is mogelijk om in het Oude
Bassin te overwinteren. Sluis 19 en ook
Sluis 20 worden echter alleen bediend
van 1 april tot 1 oktober. Dus tijdig
reserveren bij de havenmeester aldaar.
De historische sluizen zijn eigendom van
de gemeente Maastricht en worden actief
gebruikt.
Boogtunnel
Wie door Sluis 19 wil varen, zal ook door
de oude boogtunnel uit 1825 komen, ooit
nodig om de fortificaties te kunnen pas-
seren en deze te kunnen afsluiten.
Deze boogtunnel is 4,70 meter hoog en
daar passen zelfs kempenaars door op
weg naar het Nieuwe en Oude Bassin.
Helaas is het Oude Bassin in twee gedeel-
tes geknipt door een lage betonbrug van
Op deze foto van de ‘nieuwe’ Sluis 19 in 1870 is duidelijk aan de horizontale streep op de stenen sluismuren te zien hoe hoog het water aan de
benedenzijde eerst stond toen de oude Belgische Sluis 19 bij De Hocht nog operationeel was
Foto Verhagen (2000)
De Stop van Lozen, verbinding Zuid-Willems-
vaart Nederland met Zuid-Willemsvaart
België en Kempisch kanaal in Bocholt
Prise d’eau
14 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
KUNSTWERKEN
3,35 meter hoogte. Over Sluis 20 ligt een
betonbrug van 3,70 meter hoogte. Er zijn
plannen om deze twee betonbruggen op
termijn te verwijderen en de klapburg
over Sluis 20 weer beweegbaar te maken.
De maximale afmetingen voor een volle-
dige passage zijn nu:
50 x 6,60 x 1,90 meter en een maximale
hoogte van 3,35 meter.
Met een kruiphoogte tot 4,70 meter kun
je dus alleen in de noordelijke helft van
het Oude Bassin terecht. Je kunt er alleen
komen via Sluis 19, maar die is wel vanuit
drie richtingen bereikbaar, namelijk
vanuit de Zuid-Willemsvaart, vanaf de
Maas via sluis Bosscherveld en uit België
vanaf sluis Lanaken uit het Albertkanaal
via het Kanaal Briegden-Neerharen.
En natuurlijk vanuit het noorden via de
Zuid-Willemsvaart sluizen 15, 16, 17 en 18,
of vanuit de Kempische kanalen
Dessel-Schoten en Bochelt-Herentals
door de drie oude 2-traps 50 meter of
nieuwe 55 meter lange 1-traps sluizen
bij Mol.
Wat is er nu zo bijzonder aan de
in 1863 gebouwde Sluis 19?
In de eerste plaats blijkt dat hij beslist in
een rijke tijd is gebouwd. Bijvoorbeeld: de
rinketten in de deuren zijn dubbel uitge-
voerd, dus twee per deur. Ook is een
behoorlijk groot sluishuis gebouwd, ver-
moedelijk voor meerdere sluismeesters
en knechten. Er is zelfs een apart huis
gebouwd voor de brugwachter. Daarnaast
bevat de sluis aan beide zijden een spui-
riool, een fraaie klapbrug op een ver-
hoogde kolkwand bij het bovenhoofd en
een mooie natuurstenen trap in de oos-
telijke kolkwand.
De mondingen van de beide spuiriolen
zijn op de foto uit 1870 goed te zien.
Alleen begrijp ik niet helemaal waarom
die spuiriolen zowel aan het bovenhoofd
als aan het benedenhoofd een bedienbare
Boogtunnel uit 1825. Let op de fraaie sluitsteen midden in de boog Grand Canal du Nord van Antwerpen via
Lozen, Weert en Venlo naar de Rijn bij Neuss
in Duitsland
Sluishuis
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 15
De lier rechts is van de rioolschuif westzijde benedenhoofd
schuif gemonteerd hebben zitten. Dat
zou wel verklaarbaar zijn als die riolen in
verbinding met de sluis zouden staan,
maar dat blijkt niet het geval te zijn.
Slechts een spuischuif per riool zou dan
toch voldoende zijn? De schuif die het
minst ver open staat, bepaalt dan de
doorvoer.
Het leukste detail van deze sluis vind ik
wel de fraaie kaapstanderlier op de wes-
telijke sluismuur, met trommels van
meerdere diameters en rollen, iets wat je
nog zelden ziet. Elk gezeild, geboomd,
gejaagd of gesleept schip kon dus met
lierkracht de sluis in of uit getrokken
worden. En dat dat veel gedaan werd,
bewijzen de slijtgeulen in de westelijke
kolkwanden van zowel het bovenhoofd
als het benedenhoofd van deze Sluis 19.
Die slijtgeulen in de muren zitten vooral
onder de waterlijn, want staaldraden
waren natuurlijk zwaar. Ze waren alleen
zichtbaar toen de kolk eens droog stond
voor onderhoud. Ik ben toen daar speci-
aal naar gaan kijken.
Het geheim
Tja, wie mij kent, weet dat ik meestal op
zoek ga naar een ‘geheim’ bij een object,
zo ook hier. Het gerucht ging dat deze
kaapstanderlier vroeger op waterkracht
zou zijn aangedreven. Dat water kwam
dan uit het westelijke spuiriool. Volgens
de aannemer kon dit niet kloppen. Hij
kwam met een tekening die bewijst dat er
reeds in 1875 een 3-fasen elektraleiding
is aangelegd naar die lier. Maar dan rijst
toch de vraag hoe men die lier aandreef
tussen 1863 en 1875?
De verbinding tussen spuiriool en lier
maakt aannemelijk dat er in de begintijd
toch waterkracht moet zijn gebruikt. Zou
het verval van 1,45 meter tussen de beide
kanaalpanden voldoende geweest zijn
om de lier aan te drijven?
Ik vermoed dat men is overgestapt op
elektrische aandrijving omdat de Maas
vooral in de droge zomers weinig water
geeft en dan wil je dat niet verspillen met
een lier op waterkracht.
KUNSTWERKEN
Plattegrond Sluis 19 uit 1875 met elektra-
aansluiting lier
Bron: Rijksarchief Limburg, bewerking Sjaak
Dehning
16 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
Een andere veronderstelling kan zijn dat
ook de oude Sluis 19 bij De Hocht een
kaapstander-verhaallier op waterkracht
had. Dan zou dat een voorbeeld voor de
nieuwe Sluis 19 kunnen zijn geweest. Het
feit dat bij de prise d’eau zowel water
boven als beneden de oude Sluis 19 werd
toegevoerd, zou een indicatie kunnen
zijn voor een kaapstanderlier op
waterkracht.
Voor echt bewijs van mijn stelling is dus
nog verder archiefonderzoek nodig en
aangezien de archieven al langere tijd
gesloten zijn vanwege covid moet dat nog
een poos wachten. In het Rijksarchief
Limburg in Maastricht ligt nog heel veel
over de sluizen uit de Zuid-Willemsvaart
en de doorgang door de vestingwerken
(met veel mooie tekeningen).
Tot zover de nostalgie van Sluis 19 der
Zuid-Willemsvaart. no
Kaapstanderlier
Bij aanvang van het lieren heeft men
weinig snelheid en veel trekkracht
nodig. Zodra de gang er in zit,
verhuist men de lierdraad naar
een andere trommeldiameter op de
kaapstanderlier (hoger of lager) om zo
meer snelheid in het schip te verkrijgen,
anders duurt het in- en/of uitvaren
wel (heel) erg lang. Bij een verhaalkop
leg je de staaldraad er dus met meer-
dere windingen omheen en houdt het
vrije einde zelf vast en zet met een
andere hand of persoon de lier in of
buiten werking.
Zo’n kaapstanderlier bedienen is nog
niet zo makkelijk als het lijkt. In de
sluiskolk moet de schipper na het bin-
nenvaren het schip zelf afstoppen met
een eigen steekeind: stalen draadje of
touw. Menig schipper en sluismeester
heeft een of meer vingers verloren
tussen een ankerlier, verhaallier of
tussen staaldraad en bolders bij het
afstoppen van een (sleep)schip.Bronnen
Verhagen, Cees (2000). De geschiedenis
van de Zuid-Willemsvaart. Het kanaal van
eenheid en scheiding. Someren. ISBN:
9090140271
KUNSTWERKEN
Kaapstanderlier op de westelijke sluiskolkmuur
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 17
HISTORIE
Scheepswrak ‘OS 2’
Maandag 8 juni 1964. Twee medewerkers
van de Rijksdienst voor de IJsselmeer-
polders (RIJP) hebben zojuist een
archeologische veldverkenning uitge-
voerd aan de Dronterweg ten oosten van
Lelystad. Enkele dagen daarvoor was bij
het graven van greppels een scheeps-
wrak gevonden en geraakt. Eenmaal ter
plaatse werd de volgende veldnotitie door
de RIJP-medewerkers opgesteld:
‘Op 56 m uit de sloot langs de Dronterweg
het wrak van een ijzeren schip gevonden,
dat bij het greppelen was geraakt. Bij de
uitgeworpen stukken bevond zich een
deurtje met een triplexpaneel, de resten
van een navigatielicht (olielamp) van
plaatijzer en glas, wat los hout van een
roefje of dekje en enkele ongebruikte
onderdelen van een vuurrooster voor een
stoomketel, waarschijnlijk tot de lading
behorend. Met de landbouwkundig
opzichter werd besproken dat hij het
bij gelegenheid kon vrijgraven.
Voor ons onderzoek is het niet van betekenis’.
In de dagen daarna zal het wrak met
behulp van graafmachines uit de voor-
malige zeebodem zijn verwijderd, afge-
voerd en vernietigd. Over scheepstype,
scheepsnaam, ouderdom, herkomst/
bestemming en opvarenden is niets
genoteerd en het is ook niet aannemelijk
dat hierover ooit nog wat wordt vastge-
steld. Scheepswrak ‘OS 2’, vernoemd
naar de kavel in Oostelijk Flevoland
waar het werd aangetroffen, staat dan
ook voor altijd te boek als ‘wrak van een
ijzeren schip’.
Wrakkenkerkhof Flevoland
Dit inleidende voorbeeld geeft aan hoe
destructief archeologie kan zijn: voor
iedere opgraving geldt dat er in feite
maar één kans is om de aangetroffen
situatie nauwkeurig vast te leggen. Ook
geeft het een heldere indruk van de
beginfase van de maritieme archeologie
als onderzoeksdiscipline in Nederland:
met de inpoldering van een groot deel
van de Zuiderzee ontstond het ‘grootste
scheepskerkhof op land ter wereld’:
Flevoland. Kort na het droogvallen van
de Noordoostpolder in de jaren veertig
van de vorige eeuw kwamen archeologen
namelijk voor een probleem te staan
dat tot na de inpoldering van Zuidelijk
Flevoland (1968) zou blijven bestaan:
bij het ontwateren en in cultuur brengen
De ondergewaardeerde ijzeren scheepswrakken van de Zuiderzee
Niet van betekenis
Auteur Yftinus van Popta, Rijksuniversiteit Groningen
18 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
HISTORIE
van de voormalige zeebodem werden met
regelmaat scheepswrakken aangetroffen
(Van der Heide, 1965). In die tijd ontbrak
het de archeologen simpelweg aan tijd,
kennis en technieken om al deze
scheepswrakken nauwkeurig te docu-
menteren. Als gevolg daarvan werd selec-
tief te werk gegaan: relatief oude houten
schepen (mits enigszins compleet)
werden volledig opgegraven en gedocu-
menteerd. Relatief jonge (negentiende en
twintigste eeuw) ijzeren schepen of met
plaat beklede houten schepen werden
veelal zonder verder onderzoek (zoals
hierboven viel te lezen) uit de grond ver-
wijderd als zijnde ‘niet van betekenis’. In
die tijd richtte de archeologie zich name-
lijk met name op de oudheid: ‘het verre
verleden waarvan relatief weinig bekend
is’. De ijzeren schepen waren natuurlijk
ook niet veel ouder dan vijftig tot honderd
jaar. Sterker nog, de opvarenden van der-
gelijke schepen konden ten tijde van de
archeologische veldverkenningen zelfs
nog in leven zijn. In dat licht werd het dan
ook niet als van toegevoegde waarde
gezien om zulke schepen op te graven.
Nieuw onderzoek naar de
vergeten (ijzeren) schepen
Anno 2021 is de situatie anders (al blijft
het soms wat makkelijk praten): de
negentiende en twintigste eeuw worden
steeds meer beschouwd als een volwaar-
dig onderdeel van de Nederlandse
archeologie, aangezien de ‘jongere’
Zuiderzeewrakken nu een ouderdom
hebben van één tot twee eeuwen en van
het varend volk uit die tijd nauwelijks
nog mensen in leven zijn. Daarmee ver-
dwijnen veel ervaringen en verhalen over
de scheepvaart, het leven aan boord van
binnenvaartschepen en de gebeurtenis-
sen rond scheepsrampen op de Zuider-
zee, tenzij deze zijn doorgegeven dan wel
opgeschreven. Dit is lang niet altijd het
geval. Zo werden in 1947 tijdens werk-
zaamheden op een kavel aan de Lem-
sterweg nabij Rutten (Noordoostpolder)
de resten van twee jonge schepen aange-
troffen. Beide wrakken zijn tussen 1947
en 1955 vermoedelijk illegaal uit de pol-
derbodem verwijderd, zonder dat daarbij
archeologisch onderzoek kon worden
verricht. Recent archeo-historisch
onderzoek heeft echter aangetoond dat
dit wrakken waren van twee tjalken die
in 1909 kort na elkaar zijn vergaan: De
Hoop van schipper Geert Dinkla uit Ten
Post en de Drie Gebroeders van schipper
Sije Geerts van Dijk uit Lekkum (Van
Popta, 2021). Na uitgebreid genealogisch
onderzoek konden de nazaten van beide
schippersfamilies worden opgespoord,
maar toen eenmaal contact was gelegd,
bleek geen van hen de verhalen van de
scheepsrampen te kennen. Blijkbaar
hebben deze verhalen de overbrugging
van een viertal generaties niet overleefd.
In dergelijke gevallen vormt de combina-
tie van archeologische resten (de wrak-
ken) en historische bronnen zoals
krantenberichten, scheepsregisters en
verzekeringsakten de meest geschikte
manier om de historische scheepvaart op
Figuur 1: Een impressie van het wrakken-
kerkhof van Spakenburg: één van de
afgezonken botters (BU39) ten oosten
van de haven van Spakenburg
Foto Pieter de Vos, NWE-vorm
Cultuurfotografie
Figuur 2: Verspreidingskaart van de
450 scheepswrakken in Flevoland, de ruim
dertig ijzeren wrakken en de twee bekende
wrakkenkerkhoven
«
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 19
de Zuiderzee in de breedste zin te begrij-
pen. Uiteraard moeten de jongste
scheepswrakken dan wel onderzocht
kunnen worden.
Een overzicht van jonge ijzeren
Zuiderzeewrakken
In de provincie Flevoland zijn tot nu toe
circa 450 scheepswrakken gevonden en
geregistreerd in het Archeologisch
Informatiesysteem (Archis) van de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en
de Scheepswrakken Database Flevoland
(Van Popta & Van Holk, 2018). Van de
450 wrakken heeft slechts een dertigtal
een (deels) ijzeren constructie. Dit rela-
tief lage aantal ijzeren wrakken is het
gevolg van meerdere factoren: de eerder
genoemde ondergewaardeerde status
van ijzeren scheepswrakken, de relatief
korte vaarperiode van ijzeren schepen op
de Zuiderzee (circa honderd jaar), maar
ook bijvoorbeeld de verbeterde mogelijk-
heden om in de negentiende en twintig-
ste eeuw schepen kort na een ramp te
bergen (figuur 2). De ruim dertig ijzeren
scheepswrakken die in de polders van
Flevoland zijn aangetroffen, bestaan uit
een tiental houten vissersschepen die
met ijzerplaten waren bekleed, drie
stoomschepen, een tjalk, enkele kleinere
scheepjes (onder andere een sloep, vlet,
bak en werkschuit) en een tiental ‘onbe-
kende’ schepen. De met plaat beklede
vissersschepen vormen in feite een eigen
wrakkencategorie: het gaat in veel
gevallen om vissersschepen die na de
constructie van de Afsluitdijk en de
inpolderingswerken opzettelijk tot
zinken werden gebracht. Zo ontstonden
langs de Zuiderzeekust bij onder andere
Elburg en Spakenburg heuse wrakken-
kerkhoven: deels uit protest, deels uit
onmacht. Een aanzienlijk deel van deze
wrakken (hoofdzakelijk botters) ligt nog
steeds in de randmeren van Flevoland
(figuur 1). Deze wrakken vormen een
belangrijk onderdeel van de maritieme
archeologie, maar worden nog nauwe-
lijks als dusdanig erkend. Geen van de
wrakken bij Spakenburg, ook al is hier de
afgelopen jaren wel onderzoek naar
gedaan, staat bijvoorbeeld in Archis; er is
in dat opzicht nog veel werk aan de
winkel.
Ook de ijzeren stoomschepen die op de
Zuiderzee zijn vergaan, vormen een inte-
ressant studieonderwerp waarvoor in de
toekomst meer aandacht zal moeten
komen. Met de uitvinding van de stoom-
machine ontstond in de tweede helft van
de negentiende eeuw een omslag in de
Zuiderzee-scheepvaart: voortaan hoef-
den schepen niet langer afhankelijk te
zijn van wind, maar kon worden gevaren
op stoomkracht. Hierdoor ontstond met
name in de beurtvaart (de vaste vaarver-
bindingen) een breed scala aan stoom-
bootmaatschappijen die op vaste tijden
afvaarten tussen havenplaatsen aan de
Zuiderzee aanboden. Als gevolg daarvan
kozen dagelijks vele stoomschepen, niet
zonder gevaar, het open water van de
Zuiderzee. Het spreekt voor zich dat niet
iedere reis goed afliep. Tot op heden staat
het aantal geregistreerde wrakken van
Zuiderzee-stoomschepen echter op
slechts drie. In veel gevallen slaagde men
er in om gezonken stoomschepen na
verloop van tijd te bergen of ruimen.
Twee van de drie gevonden wrakken van
stoomschepen zijn inmiddels geïdentifi-
ceerd: het gaat om het ss IJssel dat als
gevolg van een aanvaring in september
1880 in de Kamper Ketel verging
(figuur 4) en het ss Reserve I dat in sep-
tember 1921 voor de kust van Lemmer
zonk (Van Popta 2013; 2014). Eerstge-
noemd wrak kon worden geïdentificeerd
op basis van een koperen stempelplaat
van een stoomketel; laatstgenoemd op
basis van onder andere een metalen zak-
kalendertje (figuur 3). Van de ruim tien
‘onbekende’ ijzeren schepen is weinig
meer bekend dan dat ze relatief jong
Figuur 3: Twee vondsten op basis waarvan
gezonken stoomschepen konden worden
geïdentificeerd.
Boven: het bronzen plaatje van de stoomketel
van het ss IJssel.
Onder: het metalen zakkalendertje, een ‘visi-
tekaartje’ van Heringa & Wuthrich, dat
in het ss Reserve I werd gevonden en uit 1921
bleek te dateren
Bron: Maritiem Archeologisch Depot,
Batavialand
IJzeren schepen werden veelal zonder verder
onderzoek uit de grond verwijderd
HISTORIE
20 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
waren en na een veldinspectie zonder
verdere documentatie zijn geruimd.
Hoewel deze wrakken eigenlijk geen
identiteit hebben, gloort er toch licht aan
de horizon: met behulp van nieuwe digi-
tale en ruimtelijke onderzoekstechnie-
ken is het mogelijk geworden om de
wraklocaties te vergelijken met die van
scheepsramp locaties (zoals beschreven
in historische bronnen). Veel van die
ramplocaties zijn inmiddels geregis-
treerd en omgezet naar moderne coördi-
naten. Een koppeling tussen een
ramp- en wraklocatie is dan een eerste
stap in het alsnog toekennen van een
identiteit aan de geruimde ijzeren
schepen.
Tot slot
Deze bijdrage geeft een introductie en
overzicht van de jongere ijzeren scheeps-
wrakken die in de voormalige zeebodem
van de Zuiderzee zijn aangetroffen. Daar-
naast is het ook meteen een pleidooi voor
het belang van deze scheepsresten. In de
eerste decennia na de afsluiting van de
Zuiderzee zijn veel van deze wrakken
zonder enige vorm van documentatie en
onderzoek verwijderd en afgevoerd. In
die tijd werden scheepswrakken toch
veelal gezien als hinderlijke ‘obstakels’
bij het inrichten van nieuw land, in plaats
van als archeologische en historische
onderzoeksobjecten. Tijden veranderen:
vandaag de dag blijkt juist dat er kans-
rijke koppelingen zijn tussen de jongste
(ijzeren) scheepswrakken van de Zuider-
zee en gegevens over scheepvaart en
scheepsrampen uit historische bronnen.
Daar waar vanuit de mondelinge overle-
vering steeds meer verhalen over de
scheepvaart op de Zuiderzee verloren
gaan, kan dit door een dergelijke koppe-
ling toch wat worden gecompenseerd.
Wel is het van belang om ook wrakken-
kerkhoven zoals die van Spakenburg op
waarde te blijven schatten: ook die wrak-
ken zullen ooit twee- of driehonderd jaar
oud zijn en verhalen kunnen vertellen
over de laatste jaren van de Zuiderzee,
daar waar die de mondelinge overleve-
ring wellicht niet hebben overleefd. no
Literatuur
Heide, G.D., van der (1965). Archeologie
van de Zuiderzeebodem. Ketelhaven
Popta, Y.T., van (2013). Het geheim van het
stoomschip ‘Reserve I’. Nieuw onderzoek
naar een scheepswrak op kavel G87 in de
Noordoostpolder. Cultuurhistorisch Jaar-
boek voor Flevoland 2013, pp. 145-159
Popta, Y.T., van (2014). Storm op komst. Een
archeo-historisch onderzoek naar de oor-
zaken van scheepsrampen op de Zuiderzee.
Cultuurhistorisch Jaarboek voor Flevoland
2014, pp. 70-83
Popta, Y.T., van & A.F.L. van Holk (2018).
Where are the shipwrecks of the Zuiderzee?
A new version of the Shipwreck Database
Flevoland (3.0), based on spatial and
archaeohistorical research into wreck sites
in the province of Flevoland. Palaeohistoria
59/60, pp. 191-227
Popta, Y.T., van (2019). Dat mag in de
krant! Archeohistorisch onderzoek naar de
ondergang van een 19de-eeuwse tjalk op de
Zuiderzee. Paleo-aktueel 30, pp. 127-136
Popta, Y.T., van (2021). De dubbele
scheepsramp. De ondergang van twee tjal-
ken op de Zuiderzee in het voorjaar van
1909. Archeologie in Nederland 2021,
deel 2
HISTORIE
Figuur 4: De restanten van het stoomschip IJssel zoals deze in 1962 in de bodem van Oostelijk Flevoland werden aangetroffen
Bron Maritiem Archeologisch Depot, Batavialand
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 21
BRUGWACHTERSHUISJES
Kleine huisjes, grote kansen
Een sluiswachterswoning
waar je geknipt kan worden
Begin maart kon ik eindelijk weer eens naar de kapper. En dat was nodig ook, zei mijn
partner. Wel met een mondkapje voor, dat wel. We lagen intussen in Vreeswijk en daar
bij de oude sluis staat een klein huisje. Aan de zijgevel hangt een groot bord:
HERENSALON SJAAK. In dat huisje zwaait Sjaak de scepter met schaar, kam en
tondeuse.
Auteur Ronnie Jongert
Foto auteur
Vreeswijk was in de vorige eeuw één van
de centra van de Nederlandse binnen-
vaart, maar de gemeente Vreeswijk
bestaat niet meer. De gemeeentes
Vreeswijk en Jutphaas werden op 1 juli
1971 samengevoegd en kregen een
nieuwe naam: Nieuwegein, genoemd
naar het middeleeuwse stadje Geyne dat
aan de Hollandsche IJssel lag. De (groei-)
gemeente Nieuwegein, ten zuiden van
Utrecht, telt inmiddels een kleine
64.000 inwoners en heeft een sneltram-
verbinding met Utrecht.
22 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
Sjaak Slokkers is in 1946 in Vreeswijk
geboren en knipt daar al sinds 1969 de
Vreeswijkse mannen. Hij had een kleine
vestiging aan de Dorpsstraat 36, waar hij
bij Nel, de eigenaar van het pand, een
deel huurde. Daar knipte hij samen met
een collega. Die soigneerde de vrouwen-
kapsels en Sjaak deed de mannen. In 1990
heeft Sjaak het minihuisje van de stad
Utrecht gekocht en het laten verbouwen
tot een kleine kapsalon. Met een naam
die niet kan missen: HERENSALON
SJAAK.
De sluis dateert van rond 1370, en volgens
de Historische Kring Nieuwegein moet
ergens tussen 1750 en 1850 het huisje
gebouwd zijn. Sjaak zegt dat het huisje
rond 1910 is gebouwd. Tja, ik ben geen
historicus, dus ik meld het maar. Het
huisje was ooit eigendom van de
gemeente Utrecht, die de sluis in beheer
had. De schippers moesten daar, via een
loketje achter in de gang, hun sluis- of
schutgelden betalen. Voor één ton zand
moest één cent op tafel worden gelegd. In
de periode 1882-1886 werd het Merwede-
kanaal gegraven, en raakte de sluis – en
dus ook het huisje - buiten gebruik. En
stond lange tijd leeg. Later, in de periode
van 1950 tot 1975, werd er een politiebu-
reau gevestigd met twee lokale dienders.
Sjaak vertelt: ‘Een stokoude diender
kwam later nog eens in de kapperszaak
langs om te informeren of zijn fles jene-
ver nog in de kast stond!’ Na de oorlog
deed het gebouwtje een tijdje dienst als
stempellokaal. Uitkeringstrekkers
moesten daar hun kaart afstempelen om
weer voor een week centjes van de staat
te ontvangen.
Later kwam er een bloemenzaak en
daarna een kledingboetiek. De eigena-
resse maakte zelf kleren en verkocht
deze. In 1990 kwam het leeg te staan en
kon Sjaak het huisje huren voor
380 gulden per maand. Toen de gemeente
Utrecht de huur ineens fors wilde verho-
gen, heeft hij de stoute schoenen aange-
trokken en is met de ambtenaren gaan
praten. Na veel gepraat en gesteggel kon
hij het huisje kopen. In oktober 1990
werd zijn plannetje goedgekeurd door de
gemeenteraad. En was hij de trotse eige-
naar van de kleinste kapperszaak in
Nederland! Binnen heeft hij het een en
ander aangepast, muurtje weg, kast er in,
leuke oude foto’s aan de muur, extra
ramen en natuurlijk de onvermijdelijke
kappersstoel. Buiten mag hij niets ver-
anderen want het huisje is, samen met
het hele sluizencomplex, beschermd
dorpsgezicht.
Ik zou zeggen: kom eens kijken. Pik een
terrasje - dat mag nu weer -, wandel
langs het oude sluizencomplex, een ver-
stild doch levend monument van de
vaderlandse binnenvaartgeschiedenis,
geniet van het uitzicht op de Lekdijk en
verwonder je over al dit schoons. En wie
weet: als je toevallig je haar moet laten
bijpunten … no
BRUGWACHTERSHUISJES
Voor één ton zand moest
één cent op tafel worden gelegd
Literatuur
Dommerholt, J. (2006). Rondom ’t Sluisje
en de Oude Sluis in ‘Oud’-Nieuwegein:
schetsen uit Jutphaas en Vreeswijk.
Nieuwegein: Historische Kring Nieuwegein
Herbestemde brugwachtershuisjes
(2014). Stichting Brugwachtershuisjes
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 23
REILEN & ZEILEN
Heb je dit nou ook wel eens? Of misschien
vaak? Je ligt met je schip al een kwartier
weg te waaien voor de brug, geen paal
om aan vast te maken, op je
marifoonoproep naar de brug wordt niet
gereageerd. De motorjachtjes schieten
heen en weer en zitten in de weg als je
het schip weer recht wilt leggen.
Herkenbaar? Lees dan even verder.
De nieuwe LVBHB-werkgroep Reilen &
Zeilen gaat proberen begrip te kweken
voor ‘ons soort’ vaartuigen bij met name
vaarwegbeheerders en brug- en sluis-
wachters, maar indien nodig ook bij
andere partijen. Vaak blijken historische
vaartuigen namelijk bij vaarweginrich-
ting en kunstwerkbediening ‘te klein
voor het tafellaken en te groot voor het
servet’. Voorbeelden: wachtpalen te ver
uit elkaar of geen wachtpalen, mini-
boldertjes op de (recreatie)wachtplaats,
je bij konvooivaart moeten aansluiten bij
de snelheid en beweeglijkheid van kleine
scheepjes.
Inventarisatie
Als eerste stap gaat de werkgroep onder
de leden inventariseren welke concrete
knelpunten zij tegenkomen bij gebruik
van de Nederlandse vaarwegen. Denk
daarbij aan de voorzieningen bij sluizen
en bruggen, bereikbaarheid en contact
met de bediening, begrip van de bedie-
ning voor de grote pleziervaart,
enzovoorts.
We roepen dus alle leden op om tijdens
hun komende vaartochten dergelijke
situaties te noteren.
De werkgroep gaat intussen de vorm van
de inventarisatie uitwerken (enquêtefor-
mulier, webformulier, knelpuntenkaart
en dergelijke). Naar verwachting zal die
ergens in de zomer beschikbaar zijn
zodat de leden vanaf dan de door hen
geconstateerde knelpunten kunnen
doorgeven.
Activiteiten afhankelijk van
resultaten inventarisatie
De werkgroep wil, afhankelijk van de
uitkomsten van de inventarisatie, activi-
teiten uitwerken in overleg met het
bestuur en de andere relevante LVBHB-
werkgroepen. Mogelijk wordt ook contact
en/of samenwerking gezocht met het
landelijk initiatief Varen doe je Samen
(veiligheid), de ANWB, het Watersport-
verbond en andere organisaties. Waar
nodig zullen we zeker proberen beter in
beeld te komen bij beheerders zodat het
eenvoudiger wordt om bij hen eventuele
problemen aan te kaarten.
De werkgroep
Voorlopig zijn actief in de werkgroep
Reilen & Zeilen:
• Jacob Keizer (coördinator)
• Stef Keizer
• Nicolien Schwippert
• Hendrik Bijnsdorp
Enthousiastelingen die hun vaardigheid
en deskundigheid (op nader in te vullen
wijze) willen inbrengen in de werkgroep
kunnen contact opnemen via
reilenenzeilen@lvbhb.nl. Je kunt ook
bellen met Jacob Keizer: 06 22 70 07 00.
O ja, als de reis naar Friesland gaat: met
de app Watersport Fryslân kun je sinds
kort de bediening van 16 Friese bruggen
aanvragen. Nog meer apps voor een han-
dige en veilige reisplanning vind je op:
varendoejesamen.nl > ‘Bereid je reis goed
voor’ > ‘Handige watersport-apps op een
rijtje’.
Namens de werkgroep Reilen & Zeilen
Hendrik Bijnsdorp no
Reilen & Zeilen -
een nieuwe werkgroepFoto Nicolien Schwippert
Reilen en Zeilen
De naam van de werkgroep Reilen &
Zeilen vindt zijn oorsprong in de oude
uitdrukking ‘zoals het reilt en zeilt’,
waarmee bedoeld werd: zoals het schip
zich nu eenmaal gedraagt.
In deze uitdrukking spreekt zeilen voor
zich, reilen is de vanwege het klankrijm
verbasterde vorm van rijden, de heen en
weer gaande beweging van een stillig-
gend of geankerd schip.
De werkgroep Reilen & Zeilen probeert
bij de buitenwacht begrip te kweken voor
de manier waarop een schip zich nu
eenmaal gedraagt (zelfs bij voldoende
stuurmanskunst!).
UIT HET HART
24 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
Traditionele scheepslieren
Reparatie, restauratie en nieuwbouw
Elektrische hulp bij opdraaien
Tel. Piet Balk 0651 357 107
Tel. Fabriek 0180 681 218
SCHEEPSTECHNIEK
CvO/CBB
pleziervaartuig
info: www.akwadrant.com
ing. Rob Klaassen tel. 06 5148 5656
scheepstechniek@akwadrant.com
Scheepswerf voor historische bedrijfsvaartuigen
Voor al uw onderhoud en reparaties. Bij ons is
zelfwerkzaamheid mogelijk, maar er is ook ervaren
en vakbekwaam personeel. De Museumwerf is
uitstekend bereikbaar over water en weg.
Naast de werkende werf is een bezoek aan het
binnen- en buitenmuseum de moeite meer dan
waard!
Wierselaan 113, 3433 ZS Nieuwegein
info@museumwerf.nl | www.museumwerf.nl
030-6579581 | 06 20879447
Bedrukking op ware grootte
Uw drukvoorstel ter controle UW PROEFDRUK CHECKLIST
LVBHB
plunjetas wit
aan 1 zijde
rood pms 032
blauw pms 280
lichtblauw pms Process Blue
Drukvoorstel ontvangen
Spelling van tekst, website, enz.
Uitlijning van logo, tekst en/of afbeelding
Grootte en positie van logo, tekst en/of afbeelding
Pantone (pms) nummers kloppen
Conform uw huisstijl
Klant:
Artikel:
Positie:
Drukkleur:
Plunjetassen
Fraaie plunjetas van
wit doek met opdruk
inclusief verzending
€ 11,50 per stuk.
Telefonisch te bestellen
bij Henk Morel:
020-643 4220 of
06-4965 6644 of mail:
henk.morel@uiterton.nl
In de sluis van Vlissingen ligt de Louis (aan stuurboord). Het schip is in 1930 gebouwd
voor Lepeltak bij Mulder en Suurmeijer in Foxhol en gemeten onder nummer D4495N.
Lepeltak stelt het te boek in mei 1930 met brandmerk 1686 B Dord 1930. Het schip heeft
de typische afmetingen van een ‘lepeltakker’; krap 40 meter lang en 5,05 meter breed
Collectie Harry de Groot
HISTORIE
De gelegenheid maakt de dief
Fraude met teboekstellingen van schepen
Bij het onderzoek voor mijn boek Uit de
brand(merken) over het Kadaster (zie
Bokkepoot 242) kwam ik in het proef-
schrift van Van Opstall op pagina 60 de
vermelding van fraude met inschrijvin-
gen van schepen bij het Kadaster tegen.
Van Opstall schrijft in 1932: ‘Bij de ver-
klaring van eigendom hoeft geen enke-
len waarborg voor de echtheid daarvan te
worden overgelegd. Een scheepsmake-
laar te Dordrecht heeft van deze omstan-
digheid listiglijk geprofiteerd. Door het
indienen van valsche verklaringen van
eigendom heeft hij er kans toe gezien
scheepshypotheekbanken tot een geza-
menlijk bedrag van eenige tonnen gouds
op te lichten.’
Een simpele verklaring van de eigenaar van een nieuw schip was voldoende om het
schip bij het Kadaster in te schrijven. Dat bewijs van inschrijving toonde aan dat het
schip vrij van hypotheek was, waarop een bank de eigenaar een lening verstrekte.
Het hele proces berustte op vertrouwen en daar kon makkelijk misbruik van worden
gemaakt. Tientallen schepen werden meerdere keren ingeschreven bij het Kadaster en
verhypothekeerd. Uiteindelijk liep de fraudeur toch tegen de lamp en draaide de
gevangenis in. De fraude is intrigerend, maar interessanter nog is hoe het zo heeft
kunnen gebeuren. Vier schepen in de LVBHB-vloot zijn er bij betrokken geweest en
illustreren de gebeurtenissen. Dit eerste deel beschrijft de Kadasterprocedure en de
fraudeur met zijn schepen. De komende artikelen beschrijven een grote fraudezaak met
kadasterregistraties en hypotheken.
Auteur George Snijder
De Irene gebouwd bij Mulder en Suurmeijer voor een Belgische eigenaar. Mogelijk ook te boek gesteld als Dordrecht (brandmerk 1561 B Dord 1929)
en met een hypotheek belast. Brandmerk doorgehaald in 1940. Als de Dordrecht 2 te boek gesteld (brandmerk 1613 B Dord 1930) en dit brandmerk
is doorgehaald in 1930 wegens verkoop naar het buitenland. Weer terug gekomen naar Nederland als France met brandmerk 2034 B Dord 1935
dat is doorgehaald in 1941 • Collectie Harry de Groot
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 29
HISTORIE
Spes Nova ex-Barbara (BHS13589)
Arie Johannes Bons (Zevenbergen 1857-
Rotterdam 1937) geeft in 1924 Boot in Alphen
aan den Rijn opdracht een schip te bouwen
voor zijn zoon Matheus (Den Bommel 1892),
die in dat jaar trouwt met Barbara Visser.
Uiteraard krijgt het schip de naam Barbara.
Het schip wordt belast met een hypotheek van
f 13.750,- van de Hollandsche Scheepsver-
band Maatschappij (HSM) in Amsterdam wat
blijkt bij de inschrijving bij het Kadaster in
Leiden op 30 maart 1927 onder nummer 273
B Leid 1927.
Lepeltak koopt het schip in 1929, wat bij het
Kadaster is geregistreerd bij dat Leidse brand-
merk op 23 maart. Hij noemt het schip
Verwisseling en neemt een hypotheek van
f 12.500,- bij de HSM. Uiteraard wordt de
hypotheek uit 1924 afgelost.
Nog geen week later, op 29 maart, staat het
schip geregistreerd op naam van Martinus
van den Ouden uit Nieuwe-Tonge. Het schip is
opnieuw geregistreerd bij het Kadaster, dit
keer in Dordrecht, met brandmerk 1408 B
Dord 1929. Dan is het als een nieuw schip,
onbelast (zonder hypotheek), dus kan Van
den Ouden er weer een hypotheek op nemen
van f 13.000,- verstrekt door de Noord Bra-
bant Maatschappij van Verzekering op het
Leven. Ook Lepeltak verstrekt nog een lening
van f 1000,-. Nu rusten er dus drie hypothe-
ken op het schip.
Opvallend is dat de assistent-scheepsmeter
Hendrik Meijer, medeplichtige van Lepeltak,
ook hier het brandmerk aanbrengt, net zo als
het Leidse brandmerk in 1924.
Dat moet uiteraard een keer fout gaan. Het
Kadaster ontdekt de dubbele registratie in
december 1930, wanneer Lepeltak failliet gaat
en zichzelf aangeeft, en noteert bij het
Dordtse brandmerk: ‘Waarschijnlijk ook
bekend te Leiden thans ten name van
J.C. Lepeltak onder het merk 273 B Leid 1927
en aldaar bezwaard.’ Het brandmerk 1408 B
Dord 1929 wordt op 12 september 1931 door-
gehaald. Hoe dat met Van den Ouden wordt
geregeld, is niet bekend, maar op 30 juli 1931
is er een nieuwe eigenaar, geregistreerd bij
het Leidse brandmerk 273 B Leid 1927. Daar
ook een opmerking gebaseerd op een brief
van de Hoofdbewaarder der Hypotheken in
Den Haag: ‘Was ook geboekt ter kantore Dor-
drecht. Boeking van Verwisseling ex-Barbara
voor het kantoor Leiden gehandhaafd.’ Het
schip wordt weer opnieuw gebrand met het
Leidse brandmerk en de scheepsmeter die dat
doet (nee, niet Meijer) tekent aan dat het
‘vroeger ingebeiteld merk 1408 B Dord 1929
door mij op last van den Bewaarder der
Hypotheken te Leiden vernietigd’. Sinds 1993
heet het schip Spes Nova en is het ruim
omgebouwd voor groepsaccommodatie/
werkplaats waarbij is getracht het karakter
van het schip zo min mogelijk aan te tasten.
Met dank aan Herman van Nes en
Ries de Bruin.
Spes Nova in 2016 in Terherne
Foto Ries de Bruin
Vanaf 1936 is het schip eigendom van Willem
Griffioen uit Zegveld die het schip Spes noemt
Collectie Adrie Terwal
De Schuttevaer, 1931
Aantekening op de kaart van brandmerk 1408 B Dord 1929: 'Waarschijnlijk ook bekend te Leiden
thans ten name van J.C. Lepeltak onder het merk 273 B Leid 1927'
30 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
HISTORIE
‘De gelegenheid maakt de dief’ luidt het
spreekwoord. Het hele systeem van
registratie en controle door het Kadaster,
de Scheepsmetingsdienst en de banken
schoot ernstig tekort, waardoor het een-
voudig was om te frauderen. Daarbij
kwam dat een aantal mensen mee heeft
gewerkt aan de illegale praktijken, al dan
niet tegen betaling, maar ook dat de
expertise van anderen ernstig tekort
schoot. De afwikkeling van het geheel
liep tot in 1940 door. In de tussenliggende
jaren vanaf 1931 zijn de dubbele teboek-
stellingen voor een groot deel geïdentifi-
ceerd en doorgehaald en dubbele
hypotheken teruggevorderd of afge-
schreven. De betrokken scheepshypo-
theekbanken schreven het verlies af
tegen hun reserves of verkochten de
schepen, maar sommige schippers
gingen echt de mist in en betaalden soms
hun schip tweemaal.
Het gaat hierbij uiteraard niet om
betrokkenen aan de schandpaal te nage-
len, zij hebben hun straf uitgezeten, maar
om te zien wat er gebeurde en hoe het
gebeuren kon. Mede daarom is op basis
van (een deel van) de correspondentie
een aantal voorbeelden uitgewerkt uit
het Bestand Historische Schepen (BHS).
Ondanks de vele stukken en correspon-
dentie is het een bijna onontwarbare
knoop en het is nagenoeg onmogelijk alle
details helder te krijgen, ook al omdat
een groot deel van de schepen naar
België en Frankrijk zijn verkocht. Verder
is het interessant om te zien dat via de
nog steeds voortgaande digitale ontslui-
ting van archieven, neem alleen maar de
kranten en tijdschriften (zie delpher.nl),
veel informatie verzameld kan worden.
Relativering is ook nodig. Het gaat hier
om één bekend, zij het relatief groot,
geval met enkele tientallen brandmer-
ken, vergeleken met een totaal van bijna
29.000 teboekstellingen tussen 1926 en
1930 en rond de 147.500 teboekstellingen
tussen 1926 en 2005 (binnenvaart-,
visserij- en zeeschepen).
Vertrouwen
Het hele systeem van hypotheken en
registraties berustte op vertrouwen en
integriteit van betrokkenen. Om in te
schrijven bij het Kadaster is een verkla-
ring van eigendom nodig. Daarmee wordt
het schip ingeschreven, ligt het eigen-
dom vast en kan er op het schip een
hypotheek genomen worden. Het lijkt
waterdicht, maar het Kadaster is in
dezen passief en zal geen controle op het
eigenaarschap uitvoeren. Zoals Van
Opstall het beschrijft: bij de verklaring
van eigendom hoeft ‘geen enkelen waar-
borg voor de echtheid daarvan te worden
overgelegd’. Bij nieuwe schepen is fraude
dus mogelijk, maar ook bij bestaande
schepen, die nog niet eerder zijn inge-
schreven of ingeschreven lijken te zijn.
Bij bestaande schepen vindt tegenwoor-
dig de verkoop meestal via een notaris
plaats, die dit aan het Kadaster doorgeeft.
Dat geeft enige garantie. Maar wanneer,
zoals in de voorbeelden beschreven, een
eigenaar aangeeft dat het schip nog niet
eerder is ingeschreven (stel het gaat om
een bestaand schip) en hij overlegde
daarover een verklaring, dan werd dat
door het Kadaster geaccepteerd.
De Hoge Raad concludeert ook, in 1936 in
de afwikkeling van een aantal van de
fraudezaken, dat een teboekstelling
eigenlijk door het Kadaster gebeurt
zonder een waarborg op de juistheid
daarvan. De belangrijkste controle, en
gelijk de zwakke schakel, is de scheeps-
meter die het brandmerk aan moet bren-
gen. Het Kadaster is namelijk niet degene
Tientallen schepen
werden meerdere
keren ingeschreven
bij het Kadaster en
verhypothekeerd
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 31
HISTORIE
Waterland (BHS 14741)
In 1928 lopen bij Matena en Zonen in
Papendrecht drie gelijke schepen van stapel:
de Clemens Joseph, gebouwd voor Désiré de
Bakker, schipper uit Graauw, Zeeuws-Vlaan-
deren, de Madona voor J. de Bakker (gesloopt
in 1981) en de Marie II voor A. de Wijs uit
Made. Alle drie de schepen krijgen een Hol-
landia-motor en zijn in opdracht van Lepeltak
gebouwd. Twee van de drie schepen hebben
een dubbele registratie.
Het schip van D. de Bakker wordt 12 juni 1928
geregistreerd op zijn naam als de Clemens
Joseph met brandmerk 1125 B Dord 1928 en
gebrand door Hendrik Meijer. Op 13 juli wordt
het schip als de Betsie II op naam van Lepel-
tak te boek gesteld met brandmerk 1156 B
Dord 1928. En weer brengt volgens het
Getuigschrift van branding Hendrik Meijer het
brandmerk aan. Lepeltak krijgt op 6 augustus
1928 een hypotheek van f 11.500,- van de
Rotterdamsche Scheepshypotheekbank en op
6 april 1929 nog een hypotheek van f 15.000,-
bij die zelfde bank.
Doordat alle procedures zo lang lopen en de
fraudes zeer gecompliceerd zijn, wordt de
teboekstelling van de Betsie II, brandmerk
1156 B Dord 1928, pas in oktober 1940
doorgehaald.
Na verschillende eigenaars- en naamswijzi-
gingen vaart het schip nu als passagiersschip
met (sinds 1987) de naam Waterland met
nog steeds brandmerk 1125 B Dord 1928 (ENI
02101125).
Wat gebeurde er met de andere schepen?
De Madona van J.J. de Bakker is te boek
gesteld op 3 augustus 1938 met brandmerk
1171 B Dord 1928, gebrand door Hendrik
Meijer. Niet bekend is of de naam in eerste
instantie een schrijffout van het Kadaster was
maar in 1935 is de naam aangepast in
Madonna. De voornamen van De Bakker zijn
ook verkeerd gespeld namelijk Jedocus Jesep-
hus in plaats van Jodocus Josephus. Twee
particuliere financiers verstrekken een lening
van f 14.000,-. Blijkbaar neemt De Bakker het
schip niet direct in bezit want het schip wordt
op 17 oktober 1928 opnieuw ingeschreven, nu
in Rotterdam, als de Madonna op naam van
Elisabeth Gerda de Lange, de vrouw van
Lepeltak, met brandmerk 3812 B Rott 1928.
Het schip wordt gebrand door Meijer en weer
kan hij geen andere merken of sporen daar-
van vinden. De Nederlandsche Scheepshypo-
theekbank verstrekt op dit brandmerk een
lening van f 22.000,- twee dagen later en in
september 1929 nog eens een lening van
respectievelijk f 20.000,- en van f 15.000,- in
totaal dus f 57.000,-. Het schip vaart tot 1981
met brandmerk 1171 B Dord 1928 en wordt
dan gesloopt.
Het derde schip is blijkbaar direct verkocht.
Het schip is tot 1966 door Antonius (Toon)
de Wijs uit Made bevaren met brandmerk
1003 B Dord 1928. Hij voer eigenlijk bijna in
vaste dienst zand voor Stoof in Breda. Toon
heeft nooit elektrisch licht gehad. De boord-
verlichting waren petroleumlampen. Als
knipperlicht gebruikte hij een zaklantaarn.
Hij ging dan buiten staan en knipperde. Toon
heeft, evenals zijn broer Willem de Wijs met
de Sjulma, gebruik gemaakt van de sloopre-
geling. Die was heel gunstig, want na je vijf-
enzestigste kreeg je buiten je AOW nog een
extra uitkering tot het einde van je leven.
Toon ging in Drimmelen van boord af. Hij en
zijn vrouw kwamen met twee tassen van
boord. Toon trok, tot vermaak van de
omstanders, zijn oude manchester broek uit
en stond daar in een lange witte onderbroek.
Uit de tas haalde hij een andere manchester
broek, trok die aan en zei:
‘Het is afgelopen, hij gaat naar de sloop en
wij gaan naar huis’. Beiden pakten een
damesfiets, ieder met een tas en fietsten
naar Made, naar hun inmiddels gekochte huis.
Het schip is niet gesloopt maar aan een
Engelse in Rotterdam verkocht volgens het
Kadaster. Of het nu nog rondvaart, is niet
bekend maar mogelijk is het schip naar
Engeland gegaan.
Met dank aan Wijnand van Gils.
De Marie II van Toon de Wijs uit Made met een lading hooi op een zaat,
waarschijnlijk bij Stad aan ‘t Haringvliet. Een zaat is een droogvallend
gedeelte van een getijdehaven, dat vroeger werd gebruikt om het
onderwaterschip even af te krabben
Collectie fam. De Wijs
Van rechts naar links Toon de Wijs (1901-1985), zijn vrouw Pietje de
Wijs-van Oosterhout (1901-1991) en broer Theo de Wijs (1905-1984)
op de Marie II
Collectie fam. De Wijs
32 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
HISTORIE
die het brandmerk aanbrengt, maar heeft
dat uitbesteed aan de Scheepsmetings-
dienst. Tegenwoordig doet de scheeps-
meter dat zelf, vroeger werd er vaak een
lokale smid voor ingehuurd. De scheeps-
meter moet wel controleren, eventueel
op basis van een opgave door het Kadas-
ter, of er een oud brandmerk aanwezig is
op het schip. Is er een geldig brandmerk
aanwezig, dan mag de scheepsmeter het
nieuwe brandmerk niet aanbrengen. Kan
de scheepsmeter geen oud brandmerk
vinden of geeft het Kadaster aan dat er
geen oud brandmerk voor het schip is
dan wel dat het brandmerk is doorge-
haald, dan mag de scheepsmeter het
nieuwe brandmerk in (laten) hakken.
De mogelijkheden tot fraude zijn duidelijk.
Door het eerder aangebrachte brandmerk
te verwijderen en de naam van het schip
te wijzigen is er een ’nieuw’ schip ont-
staan. Het schip kan dan weer aangemeld
worden bij het Kadaster met een nieuwe
naam, krijgt een nieuw brandmerk zonder
dat er een hypotheek staat geregistreerd
op dat brandmerk enzovoorts.
Een andere route was om niet het betref-
fende schip aan de scheepsmeter aan te
bieden voor het aanbrengen van het
brandmerk, maar een ander schip. Dan
moest er uiteraard wel wat gerommeld
worden met de eigenschappen van het
schip (afmetingen en tonnage met name)
maar ook dat lukte. En lukte het niet, dan
werd de verklaring dat het een foutje was,
dat ze op het verkeerde schip waren,
makkelijk geaccepteerd.
Meestal werd het schip na twee of meer
inschrijvingen bij het Kadaster in voor-
namelijk Dordrecht doorverkocht naar
België. In België zou weer een controle
uitgevoerd moeten worden, maar daar
werd over het algemeen de Nederlandse
meetbrief overgeschreven in een Belgi-
sche en op basis van een Nederlandse
Kadasterregistratie werd een hypotheek
verstrekt vaak zonder dat iemand, ook de
expert van de bank niet, het schip gezien
had. Regelmatig kwam het voor dat het
schip nog steeds in Dordrecht lag bij-
voorbeeld omdat de betreffende schipper
in de Rijnvaart zat en het te veel moeite
was om naar Antwerpen of Gent te varen.
En enkele frankskes maakten de admi-
nistratie wel makkelijker.
Het gemak waarmee banken hypotheken
verstrekten, het gebrek aan kennis van
schepen bij het Kadaster en de (scheeps-
hypotheek)banken was opvallend. Het is
eigenlijk verbazingwekkend dat die
fraude zo weinig voorkwam (en komt)
dan wel dat het zo weinig ontdekt wordt.
Het geheel speelde in de jaren 1928 tot en
met 1930 en misschien ook door het
tijdsgewricht, de crisis van 1929, waren
betrokken ambtenaren, zowel in Neder-
land als in België ontvankelijk voor
smeergeld.
Lepeltakker
In verschillende internetgremia gaat het
scheepstype ’lepeltakker’ rond. Het is
geen officieel scheepstype dat bijvoor-
beeld gebruikt wordt door de Scheeps-
metingsdienst. Jan Cornelis Lepeltak
ontwierp een scheepstype met lengtes
variërend van 26 tot 39 meter en over
het algemeen 5,05 meter breed. Een
aantal is sleepschip, de rest bestaat uit
allemaal motorschepen, vergelijkbaar
met spitsen en over het algemeen bij de
bouw uitgerust met een Hollandia-motor
waarvan Lepeltak vertegenwoordiger
was. De schepen hadden minder zeeg
dan gebruikelijk en een tamelijk lage roef
en volle kop. Boven de kimgang liep een
extra slijtstrip tot aan de kop aan toe.
De stuurhutdeuren zaten geheel vooraan.
Er zijn zeker dertig schepen in 1929 en
1930 gebouwd op verschillende werven
verspreid over heel Nederland. Meestal
gaf Lepeltak opdracht om drie schepen
tegelijk te bouwen en soms waren de
schepen al verkocht voor ze te water
waren gelaten. Veel van de schepen
gingen naar België en Frankrijk omdat
de breedte afgestemd was op de kunst-
werken daar. Wel is er onderscheid in het
achterschip te maken. Sommige hebben
een gewoon achterschip, zoals de
Cap Horn; andere ontwerpen hebben
een zogeheten kruiserhek, bijvoorbeeld
bij de Irene, dat beschreven wordt als
‘zeer achterin lopig’.
De Adige, een motorspits (‘lepeltakker’),
gebouwd in 1930 door Coops in Hoogezand in
opdracht van Lepeltak voor Adolphe Dupuis in
Rouen (Frankrijk).
38,5 meter lang en uiteraard 5,05 meter breed
met een 80 pk Hollandia-motor gemeten met
meetnummer G3142N
Beeldbank Groningen
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 33
Twee van de werven, die in de lijst met gebouwde schepen in 1930 staan vermeld met zeven schepen gebouwd in opdracht van Lepeltak
Bouwlijst 1930
HISTORIE
Is er een geldig
brandmerk
aanwezig, dan
mag de
scheepsmeter het
nieuwe brandmerk
niet aanbrengen
Lepeltakker
De naam van de betreffende fraudeur
leerde ik pas later kennen. Het bleek Jan
Cornelis Lepeltak (1902-1980) te zijn, van
huis uit een scheepsbouwkundige en een
goede ontwerper van binnenvaartsche-
pen. Toen de naam eenmaal bekend was,
bleek er veel materiaal voorhanden te
zijn onder andere in de kranten uit die
tijd. Lepeltak handelde in schepen, maar
ontwierp ze ook, zoals een spitsachtig
motorschip tegenwoordig aangeduid als
‘lepeltakker’ (zie kader). Vanwege de
breedte (5,05 meter, geschikt voor de
Belgische en Noord-Franse vaarwegen)
verkocht hij veel van die schepen naar
België en Frankrijk. De schepen werden
voor een groot deel op zijn naam geregis-
treerd of op naam van een van de vele nv’s
die hij had opgericht. Andere schepen
waren al verkocht voordat ze te water
waren gelaten. De truc met de meervou-
dige hypotheek paste hij vele malen toe.
Uiteindelijk kreeg hij toch financiële pro-
blemen waarop hij in 1930 failliet werd
verklaard en veroordeeld, samen met een
paar medeplichtigen.
1928-1929
In september 1928 verhuist Lepeltak,
vertegenwoordiger van de Hollandia
Motorenfabriek in Kinderdijk, naar Dor-
drecht. De maand daarvoor heeft hij een
houten vissersschip gekocht, de GR.A 33
van Josephus Judocus de Bakker uit Paal
(gemeente Graauw, Zeeuws-Vlaanderen).
Dat is het begin van het verhaal.
Lepeltak is scheepsbouwkundige en ver-
koopt Hollandia-motoren. Zo vermeldt
op 1 december de Schuttevaer een
geslaagde proefvaart van de Madona,
gebouwd door Matena in Papendrecht
voor De Bakker uit Paal. Het schip wordt
voorzien van een tweecilinder Hollan-
dia-motor van 44 pk, te boek gesteld
onder brandmerk 1171 B Dord 1928 en
door private partijen gefinancierd.
Tegelijkertijd wordt het schip te boek
gesteld in Rotterdam met brandmerk
3812 B Rott 1928 als de Madonna op naam
van Elisabeth Gerda de Lange, de vrouw
van Lepeltak. De Nederlandsche
Scheepshypotheekbank verstrekt in
oktober 1928 een hypotheek van
f 22.000,- en een klein jaar later nog eens
twee hypotheken van respectievelijk
f 20.000,- en f 15.000,-. Bij de branding
(het aanbrengen van het brandmerk op
het schip) komt de assistent-scheepsme-
ter Hendrik Meijer in beeld, die nog veel
klussen voor Lepeltak zal doen.
34 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
Louis
De Louis is gemeten onder nummer
D4495N en J.C. Lepeltak stelt de Louis te
boek in mei 1930 met brandmerk 1686 B
Dord 1930. Lepeltak krijgt een hypotheek
van de Rotterdamsche Scheepshypo-
theekbank van f 16.000,-. Tegelijk laat
Lepeltak het schip te boek stellen met
brandmerk 1697 B Dord 1930 als de
Gisiane 2. Onder dat brandmerk ver-
koopt hij het schip in juni 1930 aan
Ludovicus Jacobus Lockefeer, de haven-
meester van Nieuw-Namen, die het
schip Louis noemt. Lockefeer neemt drie
leningen van particulieren, in totaal
f 23.300,-. Na het ontdekken van de
fraude wordt het schip in 1936 in beslag
genomen door de Rotterdamsche
Scheepshypotheekbank onder het eerste
brandmerk, 1686 B Dord 1930, en met de
naam Louis. De bank verkoopt het schip
dan aan Seraphinus Albertus Lockefeer,
schipper uit Nieuw-Namen en zoon van
de brugwachter. In 1971 wordt Jacoba de
Smidt eigenaresse en heet het schip
Jacoba, in 1975 wisselt het schip weer
van eigenaar en een jaar later gaat het
door een brand verloren.
HISTORIE
Bronnen
Bestand Historische Schepen (BHS)
Kadasterinformatie uit het Nationaal
Archief, Den Haag, Kadaster, Scheepsboek-
houding, toegang 2.25.110
Kadaster Informatie Database (KID)
Liggers Scheepsmetingsdienst (LSD)
Opstall, Scato Nicolaas van (1932).
Scheepshypotheek (proefschrift). Leiden:
N.V. Drukkerij v/h L. van Nifterik Hzn
Lepeltak verkoopt een groot aantal Hol-
landia-motoren in die tijd in Dordrecht
en is gevestigd onder de naam van
Scheepsbouwkundig Bureau J.C. Lepeltak
(Schuttevaer 29 december 1928). Tegelij-
kertijd geeft hij vanaf 1928 opdracht aan
verschillende werven om schepen te
bouwen. Neem 1929, dat hij goed begint
(Schuttevaer 12 januari 1929) met de
Elisabeth Gerda (ook vernoemd naar zijn
vrouw) en drie schepen van 200 ton bij de
werf van Matena in Papendrecht (zie
kader over de Waterland). Tegelijk geeft
Lepeltak aan Van der Pol in Zwijndrecht
opdracht voor de bouw van drie motor-
schepen van 350 ton gebouwd voor de
vaart Düsseldorf-Parijs. Omdat de
meeste schepen naar het buitenland
worden verkocht, is het moeilijk het
beeld compleet te krijgen.
Het tweede deel beschrijft hoe de dubbele
teboekstellingen mogelijk waren en hoe
het fout ging. no
De Irene • Collectie Harry de Groot
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 35
Sinds eind januari 2021 staat het
Visserijregister online. De ontsluiting van
dit register is een gezamenlijk project van
het Zuiderzeemuseum Enkhuizen en het
Museum Vlaardingen, vroeger het
Visserijmuseum Vlaardingen.
In 1882 kwamen de landen rondom de
Noordzee overeen dat vissersschepen een
nummer in het zeil en op de boeg
moesten voeren. Zo kon de visserij
gereguleerd en gecontroleerd worden.
Een jaar eerder al waren burgemeesters
van vissersplaatsen verplicht een register
aan te leggen. De wet werd in 1911
aangepast waarbij de Visscherij-Inspectie
in het leven werd geroepen. Die moest de
zee- en kustvissersvaartuigen registeren.
De taken van de Visscherij-Inspectie
werden in 1920 overgedragen aan het
Ministerie van Landbouw en Visserij.
Auteur George Snijder
Foto’s auteur, tenzij anders vermeld
De Hoofdinspecteur der Visserijen hield
de centrale registratie bij. Dat werd op
kaarten gedaan en niet één kaart per
schip, maar bij een eigendomswijziging
bijvoorbeeld werd een nieuwe kaart
gemaakt. Naam en nummer zijn ook niet
uniek voor een schip, want als een visser
aan een bepaald nummer gehecht was,
kreeg zijn nieuwe schip gewoon het
zelfde nummer. Dit kaartsysteem liep tot
en met de Tweede Wereldoorlog, waarna
een nieuw kaartsysteem in gebruik werd
genomen. Vanaf 1998 heet het gewoon
‘visserijregister’ en werd de registratie
digitaal.
De kaarten van de jaren 1911 tot en met
1948 zijn in 1981 op microfiche gezet, die
in te zien waren bij het Visserijmuseum
in Vlaardingen en het Zuiderzeemuseum
in Enkhuizen. De kwaliteit was, ook door
de vele doorhalingen op de kaarten, niet
erg goed. Uiteindelijk kwamen de kaar-
ten van 1911 tot en met 1990 in Vlaardin-
gen terecht. Het museum heeft ze
gefotografeerd en overgedragen aan het
Nationaal Archief in Den Haag. Zo’n
100 vrijwilligers hebben vervolgens de
kaarten, een dikke 40.000, overgetypt en
die zijn nu via internet beschikbaar.
Hoe kun je in de database zoeken? Ga
naar zuiderzeecollectie.nl. Op de home-
page staat een zoekbalk, vul niets in,
maar druk op ‘ZOEKEN’. Je komt dan op
een scherm waar je de zoekopdracht
kunt verfijnen. Vink alles uit behalve bij
‘-Selectie’ het ‘Visserijregister’ en je kunt
dan door alle kaarten snuffelen.
Weet je het visserijnummer, voer dat dan
als zoekterm in op de homepage (bij-
voorbeeld YE 47, let op de spatie!) en ga
direct naar de kaart(en) voor dat visserij -
nummer. Zelfs met de scheepsnaam
werkt het, zij het dat je dan niet de
kaart(en) vindt bij een gewijzigde naam.
Zoek dan verder met het gevonden visse-
rijnummer om te zien of er nog meer
kaarten voor dat schip zijn.
ERFGOED DIGITAAL
Visserijregister online
De selectie van het
Visserijregister van
de Zuiderzeecollectie
(screendump)
36 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
ERFGOED DIGITAAL
Voorbeeld
De YE 47 (Yerseke 47) is ingeschreven op
3 januari 1912: een half gedekte zeilboot
genaamd De Jonge Leendert. Drie kaarten
later wordt de inschrijving doorgehaald
op 2 december 1940 omdat het schip
gesloopt wordt. Op 14 maart 1941 wordt
het motorschip genaamd Proefstuk (de
naam waaronder het als vrachtschip
rondvoer) ingeschreven als vissersschip
YE 47 eigendom van Marinus Hoogstraten,
op 9 september 1942 eigendom van zijn
weduwe, wat genoteerd staat op een
nieuwe kaart. De volgende kaart van
30 mei 1946 registreert het zelfde schip
met de naam Wilhelmina. Een stuk of vier
kaarten later wordt het schip uitgeschre-
ven om uiteindelijk als de YE 47 in het BHS
terecht te komen onder nummer 13018.
Zie ook
Voort, Jan P. van de (2020). Het centraal
visserijregister, de burgerlijke stand van
de zeevisserijschepen. In: Het Peperhuis
jaarboek (pp. 70-75)., pdf via
zuiderzeecollectie.nl. no
De YE 47 zoals het in 2007 meedeed aan het Yzeilen
Foto Hajo Olij, collectie Oluf van Oosterom
De eerste kaart van het motorschip YE 47 Proefstuk
De YE 47 in Sneek, juli 2011
Foto Simon J. de Waard
Zo’n 100 vrijwilligers hebben een
dikke 40.000 kaarten overgetypt
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 37
TECHNIEK
Joachim Koops neemt zijn telefoon niet
op als ik bel, maar belt wel snel terug.
‘Sorry, ik zat in de machinekamer de
gasbun te slopen om plaats te maken
voor de brandstofcel op waterstof.’
Precies daarover wil ik het hebben!
Hoe kom je op het idee om jouw
tjalk elektrisch varend te maken?
‘Ik ben praktisch opgegroeid op scheeps-
werven. Mijn vader is werktuigkundige
in de scheepsbouw bij Marine Service
Noord in Westerbroek. Al in 2009 was hij
betrokken bij de ontwikkeling en de
bouw van een waterstof aangedreven
rondvaartboot in Amsterdam. Kort
geleden is er een waterstof aangedreven
reddingssloep gebouwd in samenwer-
king met studenten van Noorderpoort
Energy & Maritime. Dus elektrisch varen
en waterstoftechniek is niet onbekend
voor ons.’
Wat is een waterstofmotor eigenlijk?
‘De motor draait niet op waterstof hoor,
maar op elektriciteit. Die stroom kun je
uit accu’s halen, maar die moet je na het
varen weer met walstroom opladen.
Zonne- en windenergie kunnen ter aan-
vulling wel wat meehelpen, maar niet
genoeg. Een brandstofcel op waterstof
kan dat wel, terwijl je vaart. Dan krijg je
dus een veel grotere actieradius, dus dat
is het aantrekkelijke. Het mooie is dat uit
Een waterstofmotor
in Varend Erfgoed?
‘Mijn tjalk Verwisseling uit 1908 heeft al
verschillende soorten voortstuwing gehad.
Ze werd als zeilschip gebouwd, maar in
kanalen van Groningen werd ook veel in
de jaaglijn gelopen. Niet lang na de
Tweede Wereldoorlog kwam er een
dieselmotor in; de huidige DAF van
100 pk stamt uit 1983. Nu wil ik een
stillere en milieuvriendelijker
elektromotor. In zo’n fors schip is dat wel
een uitdaging.’
Auteur Peter Jansen
Foto’s Joachim Koops
Een goede naam voor een schip dat wisselt
van manieren van voortstuwing
38 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
TECHNIEK
de brandstofcel stroom komt en gewoon
water. Dat is schoon varen.’
Even de techniek induiken: over
wat voor vermogens heb je het?
‘We zijn begonnen met testen hoeveel
vermogen we nu gebruiken voor het
varen op kruissnelheid, maar ook bij vol
vermogen tijdens het manoeuvreren,
vooral bij achteruitslaan om af te stop-
pen. Ik ga nu uit van een elektromotor
van 18 kW voor de kruissnelheid met een
maximum van 20 kW. Dat is 26 pk,
inderdaad niet erg veel. Maar we zijn niet
van plan het schip weer tot de lastlijnen
te beladen en in het uiterste geval hebben
we ook de 100 pk DAF nog als backup.’
‘Die elektromotor schakelen we via een
eigen overbrenging rechtstreeks op de
schroefas. Zodra de keerkoppeling van
de dieselmotor in zijn vrij staat, kan de
elektromotor de voortstuwing overne-
men. Ik ga uit van een accupakket van
30 kWh. Dat kan ik kwijt in twee 15 kWh
litiumaccu’s. Het vermogen van de
brandstofcel wordt 8 kW. Nu hebben we
een testopstelling gebouwd om alle com-
ponenten op elkaar af te stemmen.’
Je bent al in de machinekamer
ruimte aan het maken. Hoe
groot is zo’n brandstofcel?
‘Die waterstofcel staat in een kist die
1,20 meter lang, 60 cm breed en 60 cm
hoog is. Straks heb ik elektriciteit genoeg,
ook voor het koken. Die gasbun ben ik
aan het slopen om ruimte te maken,
maar vooral omdat aan de plaatsruimte
van de waterstoffles veel hogere eisen
gesteld worden, want waterstof is hoog
explosief. Ook het leidingwerk moet aan
die professionele eisen voldoen. Daar
komt bij dat ik dit Varend Erfgoed
absoluut geen geweld wil aandoen,
dus het moet onzichtbare techniek
worden. Onderdeks en zo veel mogelijk
weer achter de betimmering.
Dat is best nog een puzzel in een
oud schip, waar al decennia lang aan
geknutseld is.’
Je hebt nog veel werk te doen.
Wanneer denk je de eerste
proefvaart te maken?
‘Ik hoop over drie maanden al zover te
zijn, maar je weet nooit precies hoe het
gaat. Ik hou je op de hoogte!’
Het schip en de verbouwing zijn te volgen
via Instagram: @verwisseling no
Vader en zoon Koops
Uit de brandstofcel komt
stroom en gewoon water
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 39
REGELGEVING
Hoera, een wet …
Over roerend erfgoed
Oorlog, illegale handel en verdwenen
Erfgoedinspecteurs. Dit is geen
detectiveverhaal maar een felrealistisch
verslag over de geschiedenis van de Wet
tot behoud van cultuurbezit (WBC).
Een wet die sinds 1985 onder andere één
schip en vanaf 1991 vijf voertuigen in
particulier bezit beschermt. En waarom
die wet niet werkt.
Auteur Frank Bos
Dat die wet niet werkt, is geen achter-
dochtige redenering van mij. Er zijn twee
evaluatierapporten en een minister die
dat schrijven. De eerste evaluatie stamt
uit 1998, de tweede evaluatie en de
ministersbrief uit 2019, zie Bronnen.
De stukken zijn via internet makkelijk te
bereiken. Er gaat heel veel mis. Hier een
paar hoofdlijnen en aandacht voor een
vergeten onderwerp in de evaluatie van
2019: schepen. De belangrijkste les lijkt te
zijn: ook al maakt de Nederlandse over-
heid uiteindelijk een beschermingswet,
dan nog voert ze hem niet uit. Ben ik toch
aan het overdrijven? Nee hoor, lees
verder:
‘Behalve voor particuliere eigenaren
(WBC) zijn er op papier beschermingsre-
gelingen voor:
• cultuurgoederen in bezit van
overheden (of andere publiek-
rechtelijke rechtspersonen)
• openbare collecties in musea,
archieven en bibliotheken (in
eigendom van de Staat of in
overwegende mate gefinancierd
door de Staat)
• kerkelijke collecties van cultuur-
historische of wetenschappelijke
betekenis
• de Rijkscollectie
• cultuurgoederen die (tevens) op
grond van het UNESCO-verdrag
zijn beschermd
Ook deze regelingen worden in de prak-
tijk nauwelijks toegepast.’
Evaluatiecommissie 2019, blz. 7.
Het duurt even
Al een paar honderd jaar leeft er hier en
daar het besef dat het belangrijk is om
sommige spulletjes voor het nageslacht
te bewaren. Er waren al lang rariteiten-
kabinetten van rijke mensen, maar er
ontstonden rond 1800 ook musea. Over
het behouden van gebouwen en schepen
werd nauwelijks nagedacht maar in 1873
kwam er een doorbraak. Toen schreef
Victor de Stuers zijn beruchte artikel
‘Holland op zijn smalst’. Victor vond dat
de overheid te weinig deed tegen de sloop
en verkoop van wat we nu erfgoed
noemen. Het artikel sloeg aan. Vier
maanden later werd er al een College van
Rijksadviseurs voor de Monumenten van
Geschiedenis en Kunst benoemd. Het
College moest de regering gevraagd en
ongevraagd adviseren over behoud en
aankoop van gebouwen en
kunstvoorwerpen.
Wet- en regelgeving werd er pas in 1940
en 1943 door de Duitse bezetter inge-
voerd en in 1945 door de Nederlandse
regering doorgezet. In 1950 verfijnd door
de Tijdelijke Monumentenwet. In 1961
gevolgd door de permanente Wet hou-
dende voorzieningen in het belang van
monumenten van geschiedenis en kunst.
Dat lijkt nogal laat vergeleken met de rest
van Europa, maar het is nog veel erger.
De centjes
In Nederland ging het na Wereldoorlog II
bij erfgoed vooral om handel, de vrije
beschikking over eigendom en de centjes.
Er was op grote schaal kunst geroofd en
het was de bedoeling dat die kunst
terugkwam of niet vertrok uit het land.
Om dat te bewaken, gebruikten we de in
1943 aangestelde Rijksadviseur musea.
Die besloot welke voorwerpen Nederland
uit mochten voor verkoop en langdurige
uitleen. Zijn lange arm waren de douane
en prijsrichtlijnen. Vanaf 1948 werd die
taak makkelijker door het Deviezen-
besluit en de Deviezenbeschikking
kunstschatten van 1977. Voor elk
schilderij boven 80.000 gulden
(36.302,60 euro) en alle overige
kunstwerken boven de 20.000 gulden
(9.075,65 euro) die naar het buitenland
verhuisden, was vergunning nodig.
Formeel heeft de douane tot op de dag
van vandaag nog steeds een belangrijke
taak in de verdediging van ons erfgoed.
Geroofde kunst en illegale handel zijn
wereldwijd een probleem. Al in 1945 werd
mede daarom de United Nations Educatio-
nal, Scientific and Cultural Organization
(UNESCO) opgericht. In 1954 werd op een
UNESCO-conferentie in Den Haag het
Verdrag inzake de bescherming van cul-
turele goederen in geval van een gewa-
pend conflict afgesproken. Van de
conferentie in Den Haag naar de Hofvij-
ver in Den Haag bleek een lange weg.
Nederland ondertekende pas achttien
jaar later het verdrag. Dat was achteraf
best snel. Tenminste, als je het vergelijkt
met de zevenendertig jaar die het kostte
om het UNESCO-verdrag uit 1972 via de
Wet inzake onrechtmatige invoer, uitvoer
40 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
of eigendomsoverdracht van cultuur-
goederen aan te nemen.
Het UNESCO-verdrag uit 1954 was ook de
basis voor de WBC die dus na eenendertig
jaar in 1985 van kracht werd. De aanname
van die wet werd jaren vertraagd door
discussies over de aantasting van het
absolute eigendomsrecht en de centen in
de Eerste Kamer.
Het register
De WBC regelt dat de minister uitzon-
derlijk erfgoed in particulier bezit op een
speciale lijst kan zetten. Tegenwoordig
het zo genoemde register beschermde
cultuurgoederen Nederland. Een aan-
gewezen erfgoed mag het land niet uit,
verplaatst of verkocht worden zonder
toestemming van de minister. En als de
eigenaar tot verkoop overgaat, is de Staat
de eerste koper. Dat beïnvloedt in theorie
het eigendomsrecht en de marktprijs.
In de praktijk viel dat reuze mee, meestal
was de prijs veel te hoog voor het vrijwel
ontbrekende budget van de overheid.
En dan kon het erfgoed alsnog naar het
buitenland verkocht worden.
Aangewezen erfgoed verdween ook
gewoon omdat de eigenaren zich niet aan
de wet hielden. Zoals bijvoorbeeld een
bijzondere collectie mijnlampen in 1994.
Die praktijk werd in de loop van de jaren
nog vergemakkelijkt door het wegbezui-
nigen van de afdeling Kunst en Antiek-
diefstallen van de Centrale Recherche
Informatiedienst in 2000 en door het
domweg niet invullen van de enkele niet
wegbezuinigde vacatures binnen de
Erfgoedinspectie.
Het register anno 2021
Het register beschermde cultuurgoede-
ren Nederland staat op de website van de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Volgens wettelijke bepalingen moet die
lijst openbaar zijn om misverstanden met
eigenaren te voorkomen en het de
douane en politie makkelijk te maken
onderzoek te doen. Oktober 2020 staan er
161 aanwijzingsbesluiten over verzame-
lingen of stukken op de website. Dat zijn
er 35 minder dan de Evaluatiecommissie
uit 1998 in haar rapport vermeldt. Dat die
afname snel kan gaan, blijkt ook uit het
rapport van de Evaluatiecommissie 2019.
Op blz. 46 zijn er 166 aanwijzingsbeslui-
ten en in de samenvatting zijn er nog
maar 163 over.
De website geeft alleen de nu geldende
aanwijzingsbesluiten weer, niet wat er
vanaf is gehaald.
Alle aanwijzingsbesluiten hebben een
identificatienummer, hierna dossier
genoemd en een datum van een plaat-
singsbesluit. Het hoogste dossiernum-
mer is 340 met een plaatsingsbesluit in
2017. Ik heb in april 2021 alle nu geldende
161 plaatsingsbesluiten geanalyseerd en
op datum gezet. Dat geeft het volgende
beeld.
In 1985 zijn er minstens 216 dossiers
gemaakt, waarvan 92 dat jaar een plaat-
singsbesluit krijgen. Van de dossiers uit
1985 krijgen er in 1986 nog 15 een plaat-
singsbesluit. Nog 30 dossiers uit 1985
krijgen in de loop der jaren een plaat-
singsbesluit, met 2003 als jongste
aanwijzingsdatum.
De lijst dossiers die in 1985 is aange-
maakt, heeft in de loop van de jaren
totaal 137 aanwijzingsbesluiten opgele-
verd die anno 2021 nog gelden. Er zijn nu
161 aanwijzingsbesluiten. Dus in 35 jaar,
vanaf 1986 tot 2021, zijn er 24 nu nog gel-
dende aanwijzingsbesluiten genomen.
Een groot aantal van de 340 dossiers
heeft dus of nooit een aanwijzingsbesluit
gekregen, of het aanwijzingsbesluit is
weer ingetrokken. Van enkele dossiers is
bekend dat de Staat inmiddels zelf eige-
naar is geworden van het erfgoed. Dan
vervalt de inschrijving in het register,
want de Staat is geen particulier.
De Evaluatiecommissie 2019 heeft naar
een verklaring gezocht. Op blz. 46
De jongste aanwinst in het register,
nummer 340. Zilveren schaal geschonken aan
luitenant admiraal Johan Evertsen in 1647.
Zo’n schaal met schepen is meer zoals vele
deskundigen in de erfgoedgelederen het zien.
Die denken liever in tafelzilver, een Rubensje
of een Cézanne dan in transportmiddelen en
roerend industrieel erfgoed
Foto Collectie Nederland
De ‘Hamer van Sint-Maarten’ staat ook in het register. Dit gereedschap, een stenen bijl, is dui-
delijk van voor het industriële tijdperk. Sint Maarten leefde van 316 – 397 na Christus. Volgens de
overlevering heeft hij tijdens zijn leven met deze hamer de duivel een lel gegeven. Kan het
bestuur die hamer niet lenen en meenemen naar een overleg op het ministerie?
Foto Ruben de Heer, Museum Catharijneconvent Utrecht
REGELGEVING
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 41
REGELGEVING
schrijft ze: ‘Op dit moment zijn er in
totaal 166 besluiten tot aanwijzing van
beschermde cultuurgoederen of verza-
melingen. Naar de commissie heeft
begrepen zijn de oude(re) aanwijzings-
besluiten niet meer volledig beschikbaar.’
Kwijt dus, schokkend, verhullend taalge-
bruik voor een overheid die niet eens
340 dossiers op orde heeft.
Puinhoop
Hoe kan het dat de overheid niet eens
maximaal 340 dossiers kan bijhouden?
Er is een groot verschil tussen de Advies-
commissie van 1998 en die van 2019. In
1998 wist men nog precies te vertellen
hoe de vork in de steel zat met de aanwij-
zingsbesluiten. In 2019 lukte dat niet
meer, omdat er enorm bezuinigd was op
cultuur. Zo werd in 2010 op de begroting
voor cultuur van 900 miljoen, 200 mil-
joen aan bezuinigen ingeboekt. Dat had
dramatische gevolgen. (In 2021 geven we
ruim 925 miljoen in vier maanden uit aan
experimenten om de maatschappij weer
veilig corona-proof te openen. Die expe-
rimenten zijn bij een geslaagde vaccina-
tie verder overbodig.) De bezuinigingen
in de cultuursector sloopten vele institu-
ten en veroorzaakten blijvende schade.
Vrijwel alle onafhankelijke adviescom-
missies, inspectieafdelingen van het
ministerie en van de politie zijn opgehe-
ven. De WBC is opgegaan in de Erfgoed-
wet, wat een regelrechte ramp bleek.
Er is ook een groot verschil in waarde-
ring van het register tussen de Evalua-
tiecommissie van 1998 en 2019. In 1998
was er ook kritiek, maar die werd netjes
behandeld en weerlegd. De Evaluatie-
commissie van 2019 heeft vernietigende
kritiek op het register zonder concreet te
worden: ‘Van een “verantwoorde samen-
stelling” als in de hiervoor bedoelde zin
is volgens de commissie met het huidige
register geen sprake. Ook uit de inter-
views volgt de gedeelde mening dat in het
register belangwekkende cultuurgoede-
ren en verzamelingen ontbreken of juist
onnodig in het register staan vermeld, en
dat de samenstelling ervan niet consis-
tent is. Nog los van de samenstelling van
het register merken de geïnterviewde
betrokkenen verder op dat het register
statisch is en mede daardoor niet van
deze tijd is. Het register is niet meege-
groeid met de ontwikkelingen in de
samenleving en veranderende opvattin-
gen over cultuur.’
Schepen als mobiel erfgoed
Een ander groot verschil tussen de Eva-
luatiecommissie van 1998 en 2019 gaat
over schepen. In het register staat al
vanaf 1985 een schip en vanaf 1991 vijf
voertuigen. Die voertuigdossiers waren
al in 1985 samengesteld. Plaatsings-
besluiten volgden pas zes jaar later. In de
praktijk was het dus mogelijk om in uit-
zonderlijke gevallen een schip of een
voertuig als beschermd particulier erf-
goed te hebben. De Adviescommissie uit
1998 laat er op blz. 38 geen twijfel over
bestaan: ‘Historische transportmiddelen
en het roerend industrieel erfgoed
dienen voor bescherming in het kader
van de WBC in aanmerking te komen.’
Of de Evaluatiecommissie 2019 alle vaar-
en voertuigen uit het register wil
schrappen, is niet duidelijk. In ieder
geval ontbreken schepen weer geheel in
de voorstellen. Net als bij de voornemens
en actiepunten van de minister.
Hoera een wet, maar je hebt er niets
aan. no
Bronnen
Advies Bescherming van cultuurgoederen:
‘Van terughoudend naar betrokken’
Commissie Pechtold, september 2019
Beleidsreactie op rapport Adviescommissie
Bescherming Cultuurgoederen
Minister van Engelshoven, 17 december
2019
De Wet tot behoud van cultuurbezit, een
evaluatie van de werking van de wet
Rapport Adviescommissie, 10 december
1998
Register van beschermde cultuurgoederen
Nederland
Cultureelerfgoed.nl
Register van beschermde cultuurgoederen
Nederland, collectie Nederland
Data.collectienederland.nl/vc/wbc-2/
Roerend erfgoed, Tessa Luger en Stephen
Hartog, 11 juni 2013. Eenheid en verschei-
denheid, een zoektocht naar een integrale
cultuurhistorische waardestelling van het
materiële erfgoed. Achtergronddocument
Rijksdienst Cultureel erfgoed 2014
Cultureelerfgoed.nl
Stuers, Victor de Stuers (1873). Holland op
zijn smalst. De Gids 37, p. 322
Individuele stukken maar ook hele collecties
kunnen in het register worden opgenomen.
Hier bijvoorbeeld dossier 219, een hele biblio-
theek met 28.823 onderdelen
Foto Peter Lange van Ets Haim
42 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
9010112_SB_ADV_VER_BLAD_175X123_LC.indd 1 1/9/12 1:20 PM9010112_SB_ADV_VER_BLAD_175X123_LC.indd 11/9/12 1:20 PM 9010112_SB_ADV_VER_BLAD_175X123_LC.indd 11/9/12 1:20 PM
Stichting B.A.S.M. - Wormer - tel.: 06 - 22 516 238
E-mail: basmbehoud@ziggo.nl
Vaart U met een historische motor?
Hang er eens een bijbehorende vlag of wimpel bij
Afmetingen en prijzen op onderstaande link.
http://www.sleepduwvaart.nl/vlaggen.html
BOEKEN
Een tijdreis is het zeker, de zoektocht van
Rudolf Tulp naar de herkomst en
geschiedenis van de Aalsmeerse schepen,
met als resultaat de uitgave van een boek.
Auteur Trudy Boom
Foto’s archief Rudolf Tulp,
tenzij ander vermeld
Zijn vader had een kwekerij in Aalsmeer
en het lag in de bedoeling dat Rudolf die
voort zou zetten. Dat kwam er niet van
en mede door de oprukkende commerci-
alisering en schaalvergroting in de
sector, verkocht zijn vader rond 1980 de
kwekerij. In 1971 had Rudolf een oude
tjalk gekocht die hij bij de kwekerij
afmeerde. Een goede plek om te klussen,
met ruimte rondom en gereedschap en
materiaal voorhanden. Rudolf restau-
reerde het schip en was van plan het weer
onder zeil te brengen. Na de verkoop van
de kwekerij verkaste hij naar De Nieuwe
Meer bij Amsterdam, waar het niet
mogelijk was aan het schip te werken.
Hij deed afstand van het schip, maar zijn
interesse in oude schepen bleef.
Voor Oud Nuus, het kwartaalblad van de
Stichting Oud Aalsmeer, ging Rudolf
artikelen schrijven over de schepen die
door de eeuwen heen in de streek werden
gebruikt, punters, pramen, grundels,
bokken, en zo nog heel wat benamingen.
De basis van al deze scheepjes is de proto -
punter, die al in de zesde en zevende
eeuw werd gebruikt in de kustgebieden
van de Lage Landen, van Denemarken tot
in Vlaanderen. In het Scheepvaartmu-
seum in Sneek liggen de resten van een
puntertje uit de twaalfde eeuw, opgegra-
ven uit een slenk van de voormalige
Friese Middelzee. In Rotterdam werd bij
bouwwerkzaamheden voor de Willems-
spoortunnel op zo’n 12 meter diepte een
punter uit de tijd rond 1260 gevonden.
De punter kent dus een lange historie
en breed verspreidingsgebied.
Visserij en landbouw
In Aalsmeer werden de pramen en pun-
ters gebruikt voor de visserij op het toen
nog onstuimige water van de Haarlem-
mermeer. Maar ook voor transport van
vee en landbouwproducten, grond- en
baggerwerk. De verschillende benamin-
gen van de scheepstypes zijn niet altijd
eensluidend. Een punter heeft een spits
toelopende voor- en achtersteven. Daar-
uit werd later de Aalsmeerse grundel
ontwikkeld, met een zeskantige spiegel
in plaats van de spitse achterkant, mak-
kelijker om te bouwen. Maar verwarrend
genoeg werden deze scheepjes later ook
wel punters genoemd. Scheepstypes
worden ook in verschillende landstreken
anders genoemd. Een praam in Ostfries-
land is een heel ander schip dan een
Aals meerse praam. Vaak verwijzen die
namen ook meer naar het werk dat ermee
werd gedaan: turfschip, bunschuit,
zegenschuit, aalschuit, landschuit,
bloemschuit of plemp (plempen is een
manier van vissen). De plemp is een oud
type Aalsmeerse vissersschuit, waarvan
geen bouwtekeningen, mallen of afbeel-
dingen bewaard zijn, en Rudolf zocht uit
hoe dit schip eruit zal hebben gezien.
Tot aan de Tweede Wereldoorlog werden
er in Aalsmeer schepen gebouwd; de
belangrijkste en waarschijnlijk oudste
werf was op de Helling. In de jaren rond
de tweede wereldoorlog werd er alleen
nog onderhoud gedaan en werd de werf
uiteindelijk beëindigd. Met de toename
van het autoverkeer voor transport van
goederen, werden veel kleinere schepen
Aalsmeerse schepen - een tijdreis
44 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
BOEKEN
overal in het land overbodig. Aalsmeerse
kwekers maakten dankbaar gebruik van
het aanbod. Ze zetten de schepen in voor
het steeds belangrijker wordende vervoer
van bloemen naar Amsterdam. Met als
gevolg dat de Aalsmeerse vloot een keur
aan scheepstypes kende. Toen het trans-
port van snijbloemen uiteindelijk ook per
auto ging, bleef er, tot de dag van van-
daag, een aantal schepen liggen aan de
Bloemenmarkt, de Singel in Amsterdam.
Romeins of Scandinavische
oorsprong?
Rudolf vertelt over zijn zoektocht: ‘Ik heb
zoveel materiaal verzameld, dat vroeg om
een boek. Wat ik interessant vind: waar
komen deze scheepstypen oorspronkelijk
vandaan? De oudste schepen uit de
Romeinse tijd hebben kenmerken van een
schouw: platte voor- en achterspiegel.
Maar in 2006 werd in het stroomgebied
van de Oude Rijn bij De Meern een
Romeins schip met een rechte steven uit
de derde eeuw opgegraven. Het is bekend
dat de Romeinen pragmatisch waren en
open stonden voor praktische innovaties
vanuit andere culturen. De spitse stevens
van punters zouden heel goed te maken
kunnen hebben met invloed uit Scandi-
navië. Het maakte de schepen weerbaar-
der en dus beter opgewassen tegen
golfslag. Ik heb veel gehad aan het boek
Verdwenen schepen van Gerrit Schutten,
helaas alleen nog antiquarisch verkrijg-
baar en de man zelf is nog tijdens mijn
onderzoek overleden. Ik vind het erg
jammer dat ik hem nooit heb gesproken.
In mijn boek heb ik wel een aantal lijnen-
tekeningen kunnen opnemen die afkom-
stig zijn uit Schuttens boek.’
Aalsmeerse schepen
De tijdreis van Rudolf Tulp plaatst de
Aalsmeerse schepen in een historische
context, maar het is geen chronologisch
opgebouwd verhaal. In de hoofdstukken
worden verschillende invalshoeken
opgepakt. Met veel details over de bouw-
wijze, tuigage en het gebruik van de
schepen. De schrijver laat zijn gedachten
gaan over hoe het ooit geweest kan zijn
en geeft eigen interpretaties de ruimte.
Er staan interessante illustraties in, maar
jammer genoeg ontbreken de bijschrif-
ten. De informatie moet dan in de tekst
worden opgezocht. De vormgeving is wel
erg eenvoudig. Om het boek goed lees-
baar te maken voor ouderen, is voor een
groot lettertype gekozen, maar een
betere typografie had het boek een
mooier aanzien gegeven. no
Rudolf Tulp
Schuit met perkplanten voor de Aalsmeerderbrug omstreeks 1905, uit Oude Ansichten Aalsmeer
Tulp, Rudolf (2021). Aalsmeerse schepen –
een tijdreis.
Formaat A4, 122 pagina’s in kleur.
ISBN 978-90-5294-531-6.
€ 25,- inclusief verzendkosten;
€ 20,- bij afhalen.
Info: r.tulp@outlook.com.
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 45
Wie kent Wim van Hooren met zijn parle-
vinker niet? De vrachtschippers op de
Maas zeker, maar ook veel LVBHB-leden
hebben hem de afgelopen tien jaar vast
wel eens gezien op een evenement.
In dit boek van bijna 150 bladzijden heeft
Jan Peeters veel herinneringen van Wim
van Hooren opgetekend. Zijn opa en oma
en zijn ouders (ook al parlevinker)
worden uitgebreid geportretteerd.
Het zijn veelzijdige en hardwerkende
mensen. Datzelfde geldt voor Wim en
Hanny. Begin jaren zeventig is het top-
drukte op de Maas. Er komen zo’n
80.000 schepen per jaar door sluis Belfeld
(gebouwd in 1926), gemiddeld ruim 200
per dag. Niet alleen het bevoorraden van
alle klanten is al een volle dagtaak, plus
dat telkens lege emballage weer naar de
loods gesjouwd moet worden en volle
kratten aan boord, maar toeleveranciers
als bakker en slager (waar dagelijks de
juiste hoeveelheden besteld worden)
komen al om vier uur in de ochtend
afleveren.
Het boek geeft een compleet beeld van
dat hectische leven, waarbij Wim volgens
de geïnterviewde schippers steeds vro-
lijkheid en klantvriendelijkheid uit-
straalt. Hij kent alle schepen en de
mensen die daar op varen, zelfs als ze
jarenlang niet op de Maas geweest zijn.
Een werkzaam leven van 44 jaar levert
heel veel herinneringen en anekdotes op,
zoals aan de hoogwaters van 1993 en
1995. De kelder, de loods en zelfs hun
huis komen vol modderwater te staan.
Veel werk dus, en niets te verdienen, want
de scheepvaart is gestremd. Ook bij
minder extreem hoogwater worden de
stuwen naast de sluis al gestreken.
De schepen kunnen in volle vaart voorbij
varen. Ook dan heeft de parlevinker het
nakijken.
In 2008 stopt Wim met zijn werk: er
komen nog slechts 55 schepen per dag
langs. Alle andere parlevinkers (er waren
er in Nederland meer dan honderd) zijn
al eerder gestopt. Daarna gaat de wereld
voor Wim en Hanny open. Eerst vanuit
het Havenmuseum in Rotterdam en
vanaf 2016 vanuit Museumwerf Vrees-
wijk varen ze met de parlevinker Time is
Money naar tal van evenementen. Het is
een waar museumschip, met alle voorra-
den en (plastic) groente en fruit. Maar
altijd hebben ze echte Limburgse vlaaien
bij zich!
Een mooi boek in groot formaat met veel
foto’s.
Behouden vaart en tot ziens no
Time is money,
de allerlaatste parlevinker
BOEKEN
Auteur Peter Jansen • Illustraties auteur
Peeters, Jan (2020). Time is Money,
de allerlaatste parlevinker. Tegelen:
De Boskamp.
Formaat: 20 x 30 cm.
Het boek is te bestellen via
deparlevinker.com en kost € 18,95
+ € 4,60 verzendkosten, of is te koop
bij Museumwerf Vreeswijk voor € 20,65,
ook met pin. Wel even een afspraak maken
voor je langs komt.
46 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
Post
Geheugen
Dankzij de inzet van twee nieuwe leden werd een verheugende
prestatie gemeld in Bokkepoot 242, p. 20: vanaf de geboorte van
de vereniging zijn nu alle Bokkepoten beschikbaar op de website.
Chapeau!
Toch bekroop mij een lichte ergernis omdat het geheugen van
de vereniging lijkt te eroderen. In het artikel wordt namelijk
geen melding gemaakt van een eerdere monsterprestatie: de
Digipoot. Een cd-rom met zoekfunctie die in 2007 aan alle leden
per post (!) werd verstrekt met daarop de nummers 0 tot en met
154. (Daarna is de Bokkepoot digitaal opgemaakt.) Graag roep ik
in herinnering de namen van de leden die het monnikenwerk
deden voor deze Digipoot: Jan Weidema, Henk Bos en Gé Bos.
Ook zij hebben destijds moeite gedaan om alle oudere nummers
in acceptabele toestand te pakken te krijgen en te scannen.
In het artikel wordt ook vermeld dat ontbrekende nummers
geleend werden van de werkgroep OMO. Prima natuurlijk, maar
waarom niet het archief van de LVBHB te hulp geroepen? Daar
zijn alle exemplaren te vinden. Is er dan niemand geweest die
de dappere nieuwe leden daarop opmerkzaam heeft gemaakt?
Niet alleen diverse politieke figuren zijn vergeetachtig maar
ook de LVBHB lijkt geheugenproblemen te krijgen. De vereni-
ging loopt weliswaar tegen de vijftig maar dat is nog wat jong
voor alzheimer. Het delen van kennis en informatie was en is
een belangrijke bestaansreden van de vereniging en de mensen
die daarvoor zorg(d)en verdienen het om van tijd tot tijd worden
genoemd.
Boudewijn de Haas
Houten of stalen mast?
De vraag van de voorzitter herinnerde me aan het onderstaande,
wat tevens een goed antwoord lijkt te geven.
Bij de restauratie van de driemaster Oosterschelde had Dick van
Andel in 1991 aan stalen ondermasten gedacht, voorbeeld
schoener San Antonio, goedkoop en ijzersterk. Maar onze
authenticiteitscommissie insisteerde op houten masten. Daar-
voor bleken in Duitsland geschikte hele grote bomen te staan.
Dick mocht ze bekijken in een groot bos met een woudbeheerder
in uniform die op Bismarck leek, met grote Mercedes-terrein-
wagen. Zeer indrukwekkend. De voorwaarden waren: ‘u betaalt
de bomen staande in de grond, en u komt ze zelf voor eigen
risico uit het bos halen’. Dick vroeg: ‘en als er dan iets mis blijkt
te zijn met een van die bomen?’ Het antwoord was: ‘dan hebt u
pech want er zijn in heel Duitsland maar drie bomen van het
formaat dat u nodig heeft en dat zijn deze drie.’ Dus ging dat
niet door.
We lieten de masten in Friesland maken van verlijmde balken
Oregon pine.
Voordelen: topkwaliteit hout, door verlijmen veel sterker, dus
gewoon veel beter, ze staan er na dertig jaar intensief gebruik,
goed onderhouden, nog als nieuw op. Nadeel: harstikke duur,
maar, zoals bleek, wel iets leuks om aan het schip te geven. Is
zoiets de oplossing?
Pieter Blussé
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 47
TE KOOP
Groninger tjalk Eben Haezer
Varend woonschip, 24 x 5 m, met lig-
plaats op A-locatie te Amsterdam, nabij
Oranjesluizen. Bouwjaar 1898. Scheeps-
werf Van Diepen, Waterhuizen. CBB/CvO
tot 2026. Motor: DAF825 100 kW.
1 x generator 17 kVA en 1 x generator
5 kVA, enzovoort.
Ruud Klomp: ruud.klomp@tele2.nl
TE KOOP
Hengst
Zeeuws-Vlaams vissersschip. Vanaf 1970
in ijzer nagebouwd naar houten origineel.
12,50 x 4,40 x 0,90 m. Mercedes OM616
55 pk van 1983. Bruin grootzeil en bot-
terfok, boegschroef.
Vraagprijs € 37.000,-.
Hajo Olij: 06 16 71 41 40 of hajo.olij@hetnet.nl
TE KOOP
Originele luiken
Elf stuks originele luiken in goede con-
ditie (hout uit verleden). De maten zijn
189,5 x 67 cm. Bestemd voor iemand
die er een goed doel voor heeft. Kleine
shelter of op luikenkap, alles kan. Over
de prijs maken we wel een afspraak met
elkaar.
Rob Kabel: 06 23 38 34 87 of
kmzeilend2010@gmail.com
TE KOOP
Sleepboot Specht
Zeldzaam mooi amsterdammertje.
14,40 x 3,40 x 1,20 m. Bouwjaar 1926,
werf ’t Hulsbosch, Alkmaar. Motor:
Kromhout eencilinder gloeikop, middel-
druk diesel 30 pk, loopt perfect. Varend
te zien op YouTube: Specht varend erf-
goed. Origineel van binnen en van buiten.
Er zit wel wat opknapwerk aan, dus voor
de liefhebber. Huidige ligplaats Binnen-
kant 2, Amsterdam.
Prijs € 25.000,-.
Maarten Henket: maarten.henket@gmail.com
TE KOOP
Uitlaat-compensatoren
Ik heb al een tijd acht ongebruikte uit-
laat-compensatoren liggen waar ik mis-
schien één van de medeleden een plezier
mee doe. Op de verpakking staat Deutz,
onderdeelnummer 0426 0484.
Tegen elk aannemelijk bod.
Bernard Snikkers: 06 23 36 93 99 of
b.snikkers@gmail.com
GRATIS
Elektromotor
Elektromotor met ketting voor maststrijk -
inrichting. Flender Himmel 2,2 kW,
220/380 V.
Gratis op te halen in Gouda.
Derk Stomps a/b zs Käthe Gouda: 06 44 36 18 94
of stompsrestauratie@gmail.com
Vraag & aanbod
48 | BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46
WWEESSSSEELLSSWWAATTEERRWWOONNEENN
De varende woonbootmakelaar voor al uw waterwoonwensen
WesselsWaterWonen draagt het Varend Erfgoed een warm hart toe en ondersteunt bij
uw aankoop; (ver)bouwing; taxatie en verkoop van (varende) woonboten.
.
www.WesselsWaterWonen.nl
Tel +31(0) 6 51 779229 info@wesselswaterwonen.nl Prins Hendriklaan 10a te Vreeswijk
Nieuw in de verkoop
Varend woonschip Regge
Technisch vaarklaar woonschip met
CBB Rijn voorzien van o.a.
Boterman 360 graden boegschroef,
2 spudpalen, generator, Hiab kraan
Naar eigen inzicht in te richten.
 Bouwjaar 1926 te Groningen
 33,57 x 5.06 x 1,10 m
 Stork Ricardo 141 pk
Veel vernieuwd, waaronder:
 Stalen opbouw met veel
klinkwerk en zorg voor
historische uitstraling
 Stalen mastdek en luikenkap
 Geluidsisolatie machinekamer
 Teak stuurhut en roeframen
 Water- en dieseltanks
Vraagprijs op aanvraag
TE KOOP
Beurtmotor Op hoop van zegen
27,4 x 4,7 m, CBB tot 2027.
Meer informatie: ophoopvanzegen.eu/te-koop.
Andrew Sadler: sadlerbootwerk@gmail.com
TE KOOP
Grietje
Prachtige historische sleepboot uit 1935, type amsterdammer.
L x b x h x d 12,50 x 3,30 x 1,80 x 1,25 m.
Zescilinder Lister 1973 (voormalig noodaggregaat). Gesloten
koelsysteem.
Het schip is in 2019 op de helling geweest, professioneel
gekeurd en er zijn diverse dubbelingen aangebracht. Tevens is
ze door de werf rondom geschilderd. Ze kan er dus weer jaren
tegenaan.
Vraagprijs € 34.750,-.
Paul Dekkers: 06 26 90 69 30 of
tante_pollewop@hotmail.com
RESTAURATIEPROJECT
Gegalvaniseerde stalen bijboot van Thoen
Wie maakt van dit restauratieproject weer het mooie bijbootje
dat het ooit was? Het klinkwerk en dergelijke moet worden
gedaan, wij komen er niet meer aan toe.
Tegen elk aannemelijk bod.
Sandra van Beek: 06 22 99 35 33 of
svanbeek0@gmail.com
BOKKEPOOT 243 - JAARGANG 46 | 49
LEER JE EIGEN AUTO
OF SCHIP BETER
KENNEN
EEN CURSUS DIE ZICH
TERUGVERDIENT
Dagcursussen en weekcursussen
www.autosleutelcursus.nl
Als betrouwbare specialist doet EOC veel
meer dan verzekeren alleen. EOC investeert
in haar leden en verzekerden.
V O O R T V A R E N D V E R Z E K E R D
088 6699500 | eoc.nl | @EOCverzekering /EOCverzekering
180 JAAR
KENNIS EN
ERVARING
ZEKER
OP HET
WATER!
NIEUW in de webwinkel op www.lvbhb.nl
de felbegeerde
scheepspetten
voor jong en oud
De grootste collectie varend erfgoed ter wereld
shop ook voor:
boeken, banieren,
scheepsvlaggen,
werkhandschoenen,
ruitplaat, klinknagels,
pluntjetas met logo,
banners,vaantjes, Marktstraat 44 Naarden (vesting) tel. 035 6944055
info@kantje-boord.nl
SAIL LEIDEN REÜNIE
Traditioneel maatwerk
Ridder van Dorplaan 5A, 3284 AT Zuid-Beijerland • Telefoon 0186 612702
Telefax 0186 657745 • info@denboersails.nl • www.denboersails.nl
is voor ons een letterlijk begrip
Iedereen kent het begrip maatwerk. Maar waar het elders
nogal eens gebruikt wordt om een bepaalde vorm van
serviceverlening mee te symboliseren, nemen wij het
begrip maatwerk in alle facetten van ons werk zo
goed als letterlijk. Tenslotte is maatwerk precies
datgene waar het in ons eindproduct om draait.
Den Boer Sails is een all-round zeilmakerij
voor zeilen met 1001 toepassingen.
Harpuis
Natuleum

Gestookte Jachtlak

Stockholmer Teer

Energol Houtolie
Zuiderhavenweg 42

4004 JJ Tiel

Tel. 0344-633336
Postbus 6330

4000 HH Tiel
info@vliegenthart.com
Onder de merknaam Lacq maakt Vliegenthart
Authentieke hout beschermingsproducten op
ambachtelijke wijze. voor meer informatie:
www.lacq.eu
DGS en ESCAPE uw ontzorgingspartner voor:
Materialen, middelen & onderhoud, levering, keuringen en vervanging van o.m. AED, Blus, BHV, EHBO en
Veiligheidsmiddelen zoals reddingsvesten, NEN 3140 (handgereedschappen) alsmede controle en onderhoud nood-
vluchtwegverlichting.
Safety voor de complete verzorging van RI&E, Nood- Ontruimingsplannen- plattegronden, (BHV) brand en-of
veiligheidscans. Begeleiding in uw ISO- en/of VCA traject. Detachering van Hoofd BHV, Veiligheidskundigen en EHBO
ers, EHBO’ers en/of Brandwachten t.b.v. evenementen, alsmede compleet verzorgen en begeleiding van
Ontruimingsoefeningen.
Training is uw partner voor ondermeer BHV (Bedrijfshulpverlening) (en alle hieraan gerelateerde trainingen), EHBO
(Reanimatie en alle hieraan gerelateerde trainingen), Beheerder Brandmeldinstallatie (BMI), NEN3140, VCA, ATEX,
Adembescherming, Flensmonteur, Hoogwerker, Reach- en Heftruck trainingen. Tevens verzorgen wij maatwerk
trainingen op het gebied van Omgangsvormen, Agressie trainingen, LSD (Luisteren, Samenvatten & Doorvragen) en
Commerciële (sales) trainingen.
* Wij werken landelijk en op het water
* Trainen ook op zaterdag en avonden
* Geloven in prima service en dito tarieven
* Drie eigen trainingscentra, te weten;
Europoort Rotterdam, Sliedrecht en Zevenaar
met gratis parkeergelegenheid
* Daarnaast geven wij op > 19 oefencentra in het land
Open Inschrijvingen en geven maatwerktrainingen op
locatie van de opdrachtgever Incompany)
* Code 95 verplichte nascholing (beroeps)chauffeur
DGS Arbo & Veiligheid & Escape Opleidingen
Locatie Sliedrecht: Sportlaan 101 | 3364 DK 101 Sliedrecht Locatie Europoort: Isarweg 8, 3198 LP Europoort Rotterdam
Locatie Zevenaar: Didamseweg 148a | 6902 PD Zevenaar | WWW.DGS-ARBO.NL | WWW.ESCAPE-OPLEIDINGEN.NL | 088 – 203 47 47 |
SCHEEPSWERF STALLINGA
Leiden Zuid-Holland O O O O
Ambachtelijk vakwerk en
professioneel advies sinds 1922
Dwarshelling 35 mtr - Langshelling 23 mtr.
info@scheepswerfstallinga.nl
www.scheepswerfstallinga.nl
Telefoon 071 - 52 131 12
Mobiel 06 - 5115 78 03
NIEUWBOUW - RESTAURATIE - MOTOR - HYDRAULIEK
ELEKTRA - TIMMERWERK - LASWERK - DRAAIWERK
BOKKEPOOT
Redactie
Piet Balk, Dick van der Horst, Peter Jansen,
Mirjam Peil, Martin Rep, Hans Verbruggen
bokkepoot@lvbhb.nl
Redactiemedewerkers
Henri Derksen, Ronnie Jongert,
Suzanna Markusse, George Snijder,
Maaike Warnaar
Bulletalie
Auk Boom - bulletalie@lvbhb.nl
Social Media
Iris Rood, socialmedia@lvbhb.nl
twitter: @lvbhb.nl
facebook: facebook.com/groups/lvbhb
Verenigingsstand
Henk Morel, 020 643 42 20
stand@lvbhb.nl
Website
Willem Bast, webredactie@lvbhb.nl
website: lvbhb.nl
SLUITINGSDATA KOPIJ
Nummer 244 (sept. 2021): 1 augustus 2021
Nummer 245 (dec. 2021): 1 november 2021
Kopij bij voorkeur per e-mail in Word naar:
bokkepoot@lvbhb.nl of naar Mirjam Peil,
Mauritshof 6, 3258 AP DEN BOMMEL
ADVERTENTIETARIEVEN 2021
Per kalenderjaar
1/1 pagina € 710,- / 1/2 pagina € 424,-
1/4 pagina € 250,- / 1/8 pagina € 145,-
Plaatsingskosten eerste advertentie
en veranderingen: € 25,-
VRAAG & AANBOD
Gratis, alleen voor leden. De Bokkepoot
verschijnt naast in druk ook in digitale
vorm via de website van de vereniging.
Advertenties en andere op verzoek gepubli-
ceerde informatie worden in beide edities
geplaatst.
COPYRIGHT
Overname van artikelen of delen ervan en
van foto’s of illustraties alleen met schrif-
telijke toestemming van de redactie.
OPLAGE 2000 STUKS
ISSN 0166-042X
DRUK
MediaCenter Rotterdam
ONTWERP EN OPMAAK
Fabio Bartali, bartali.nl
Het Historisch Bedrijfsvaartuig staat voor
behoud en restauratie van met name tra-
ditionele binnenvaartschepen, zowel
zeilende als motorvrachtschepen. Boven-
dien stimuleert de vereniging het in stand
houden van alle ambachtelijke kennis en
vaardigheden die samenhangen met de
bouw en het toenmalig gebruik van deze
schepen. De leden (2000) zijn actief in
werkgroepen, commissies en bij regio-
nale afdelingen. De vereniging brengt bij
overheden, instellingen en andere
behoudsorganisaties de betekenis van
deze schepen onder de aandacht. Het His-
torisch Bedrijfsvaartuig is aangesloten bij
de Federatie Varend Erfgoed Nederland
(FVEN).
LVBHB
Voorzitter
Rolf van der Mark - voorzitter@lvbhb.nl
Penningmeester
Jan Marijt - penningmeester@lvbhb.nl
Secretaris
Rogier Fernhout - secretaris@lvbhb.nl
WERKGROEPEN
Communicatie & PR
communicatie@lvbhb.nl
Havens & Ligplaatsen
havensenligplaatsen@lvbhb.nl
Historische Scheepsbouw
Peter Faber, 06 54 66 31 53 - hs@lvbhb.nl
ICT
Klaus Spithost, 06 24 81 17 98
ict@lvbhb.nl
Kleine Zeilvaart
kleinzeil@lvbhb.nl
Noorderschippers
noorderschippers@lvbhb.nl
Oude Motoren & Opduwers
Gert Herrebrugh, 06 38 51 92 11
omo@lvbhb.nl
Reilen & Zeilen
Jacob Keizer, 06 22 70 07 00
reilenenzeilen@lvbhb.nl
Schouwcommissie
Peter Banda, 06 30 70 61 31 - sc@lvhbh.nl
Stuurvrouwen
Suzanna Markusse, 06 46 10 09 94
stuurvrouwen@lvbhb.nl
Technische vragen
Paul Bonnet - kennisdeling@lvbhb.nl
Terra Nova
Jan Lock, 06 51 53 34 88
terranova@lvbhb.nl
website: terranova1929.nl
Zuiderschippers
zuiderschippers@lvbhb.nl
LEDENADMINISTRATIE
Wilma Marijt - ledenadmin@lvbhb.nl
Opgeven als nieuw lid: via de website
lvbhb.nl.
Wijzigen persoonlijke gegevens:
via de website > ‘Ledenmenu’.
LIDMAATSCHAP & CONTRIBUTIE
Minimale contributie: € 44,- per jaar.
Leden ontvangen in maart een contributie-
factuur. Het lidmaatschap wordt ieder jaar
auto matisch verlengd, tenzij men zich voor
1 december als lid afmeldt. Schriftelijk via:
Het Historisch Bedrijfs vaartuig,
postbus 2004, 1000 CA AMSTERDAM of
per e-mail aan: ledenadmin@lvbhb.nl.
Colofon
Contactgegevens
Postbus 2004
1000 CA AMSTERDAM
lvbhb.nl
secretariaat@lvbhb.nl
Edisonstraat 15 & 24
8801 PN Franeker
T 0517 383 747
E info@talsmashipyards.nl
www.talsmashipyards.nl
Bornholmstraat 18
9723 AX Groningen
T 050 313 76 65
E info@droogdokgroningen.nl
www.droogdokgroningen.nl
80m lang | 12m breed | 3m diep | 1.000 ton
CAPACITEIT SCHEPENLIFT
Sign up for free to join this conversation on GitHub. Already have an account? Sign in to comment